De bloedsuikerspiegel staat voor de hoeveelheid insuline in het bloed van het lichaam. Men kan zowel een te laag als een te hoge bloedsuikerspiegel hebben, wat uiteindelijk voor de ziekte diabetes kan zorgen.
Het lichaam haalt de bloedsuiker vooral uit het voedsel dat men eet. De koolhydraten uit brood, aardappelen en ander voedsel komt als glucose in de bloedbaan terecht en gaat zo door het hele lichaam. Die suiker geeft energie aan de cellen en is dus van groot belang om mensen actief te houden. Wie een te lage bloedsuikerspiegel heeft, heeft te weinig suiker in het bloed, wat zowel door te veel als door te weinig suikers eten veroorzaakt wordt. Men gaat trillen en voelt zich slap, een teken dat het lichaam direct suiker nodig heeft. Bij een te hoge bloedsuikerspiegel zijn er te veel suikers in het bloed, wat kan zorgen voor vermoeidheid en erge dorst. In het ergste geval leidt een hoge bloedsuikerspiegel tot diabetes. Dit kan men controleren door de hoogte van de bloedsuikerspiegel te meten.
