(v.(m.)), een systeem van tekens die worden voortgebracht door de spraakorganen en waarmee de mens zijn denken, voelen en willen uitdrukt en zijn wereld ordent;
lichaams~, motorisch-visuele communicatievorm waarbij gebruik wordt gemaakt van mimiek en natuurlijke (spraakbegeleidende) gebaren. Deze taal leent zich goed om gemoedstoestanden, emoties en typisch menselijke karaktertrekken te uiten;
moeder~, syn. eerste taal, eigen taal, moerstaal; taal waarin iemand heeft leren communiceren;
standaard~, taal die in een bepaald taalgebied als norm geldt;
sterke ~, taal waarmee de persoon het meest geconfronteerd wordt in de directe omgeving;
tweede ~, taal die je leert naast je moedertaal;
volks ~ populairdere vorm van de standaardtaal, taal van het volk;
zwakke ~, taal waarmee de persoon het minste geconfronteerd wordt, maar die wel in de directe omgeving wordt gebruikt