Definities van Nederlands Logopedisch Lexicon in de Ensie B
- B.d.a.e
- Baby talk
- Babystem
- Babytaal
- Baha
- Bakercultuur
- Balbuties
- Ballisme
- Bandruis
- Basilair membraan
- Basisniveau term
- Bedmonoloog
- Bedtime monoloog
- Beeldspraak
- Beeldtelefoon
- Beengeleider
- Beengeleiding
- Beengeleidingsdrempel
- Beengeleidingsverlies
- Beenuitwas
- Beet
- Begrijpend lezen
- Bekerkraakbeenderen
- Bekésy audiometrie
- Bell
- Bender gestalt test
- Bera
- Bernouilli-effect
- Bestendigheidsrelatie
- Betekeniscomponent
- Betekenisleer
- Betekenisverenging
- Betekenisverruiming
- Beurt-nemen
- Bgt
- Bi-
- Bi-contralaterale routing of signals
- Bi-cros hoortoestel
- Bijaccent
- Bijtreflex
- Bijvoeglijk naamwoord
- Bijvoegsel
- Bijwoord
- Bijzonder onderwijs
- Bilabiaal
- Bilaterale facialis inferior-paralyse
- Bilaterale perifere facialisparese
- Bilaterale tongpers
- Bilinguale benadering
- Bilinguisme
- Bimaxillaire tongpers
- Bindmorfeem
- Bingtest
- Binnenoor
- Bisyllabisch
- Blauwe asfyxie
- Bliss-systeem
- Blokkade
- Bolus
- Bomberen
- Bone-anchored hearing aid
- Boomdiagram
- Boomstructuur
- Borstademing
- Borstregister
- Borststem
- Bos
- Bottum-up strategie
- Bourdon-wiersma test
- Bovenkaak
- Bovenschikking
- Boventoon
- Brabbelen
- Brady-
- Bradykinesie
- Brainstem evoked response audiometry
- Briladaptor
- Broca afasie
- Bronzed skin
- Brughoektumor
- Brushing
- Bruxisme
- Buccaal
- Buccofaciale apraxie
- Buccoversie
- Bufalo iii voice abuse profile
- Buffer
- Buigingsmorfeem
- Buikademing
- Buis van eustachius
- Bulbaire dysartrie
- Bulbairsyndroom
- Button
- Button oesofageale spraak
