Definities van Nederlands Logopedisch Lexicon in de Ensie D
- D.a.f
- D.a.t
- Dansziekte
- Db
- Decanulatie
- Decay-test
- Decibel
- Declaratieve zin
- Declinatie
- Decoderen
- Dedo-operatie
- Deformatie
- Degeminatie
- Deglutitie
- Deiktisch
- Deixis
- Delayed auditory feedback
- Deletie
- Dens caninus
- Dens incisivus
- Dento-maxillo-faciale afwijking
- Derivatie
- Derivationeel morfeem
- Derivationele affix
- Derivationele morfologie
- Derivationele morfologische regels
- Descriptief gedrag
- Descriptieve grammatica
- Descriptieve taalkunde
- Desensitiseren
- Det
- Detectie
- Determinator
- Detractie
- Dextro-
- Diachronisch
- Diachroon
- Diacritisch teken
- Diadochokinese
- Diafragma
- Diafragmale ademing
- Diagnose
- Diagnosogenische theorie
- Dialect
- Diaschisis
- Diasteem
- Didactiek
- Didactisch handelen
- Didactische leeftijd
- Didactische leeftijd equivalent
- Diepe beet
- Dieptestructuur
- Diëtist
- Differentiatiefase
- Differentiële aanleg test
- Diftong
- Diftongie
- Diminutief
- Diplacusis
- Diplegia
- Diplegie
- Diplofonie
- Directe laryngoscopie
- Directe microlarynxchirurgie
- Directe observatie
- Directe therapie
- Directief
- Discant gehoorverlies
- Discante slechthorendheid
- Discoursgedrag
- Discriminatie
- Discrimineren
- Disharmonisch intelligentieprofiel
- Dissimilatie
- Distaaf
- Distinctieve kenmerken
- Distocclusie
- Distoversie
- Diverticulum
- Divertikel
- Dl
- Dle
- Dode lucht
- Domein
- Dominante hemisfeer
- Dominantie
- Dominolan
- Doof
- Doofstom
- Doorstreeptest
- Dopplereffect
- Dorsaal
- Doventolk
- Downdrift
- Dpoae
- Drukproef van gutzmann
- Dsm
- Dubbele representatie
- Dubbelzinnig
- Dubbelzinnigheid