Tegen het midden van de 19e eeuw komt als reactie op de Romantiek het realisme naar voren: de opvatting dat kunst en literatuur een min of meer waarheidsgetrouwe uitbeelding van de werkelijkheid moeten geven, niet in die zin dat het geschilderde of geschrevene ook echt gebeurd is maar dat zaken geschilderd en beschreven zijn die in werkelijkheid zouden kunnen gebeuren, die authentiek aandoen.
Het realisme kan beschouwd worden als de artistieke pendant van het positivisme in de (natuur)wetenschappen, dat eveneens in tegen het midden van de 19e eeuw ontstond: de opvatting dat uitsluitend datgene wat door middel van experimenten zichtbaar, tastbaar, meetbaar gemaakt kan worden, onderwerp is van echte wetenschap. Door het positivisme werd het bouwwerk voltooid van de ‘klassieke fysica’; als het hoogtepunt daarvan wordt vaak de theorie van het elektromagnetisme van James Clerk Maxwell genoemd (ca.1870). En net zoals de realistische schilderkunst en literatuur tegen het einde van de eeuw overgaan in nieuwe stromingen, gaat de positivistische natuurkunde dan over in de moderne fysica, waarvoor Max Planck en Albert Einstein de grondslagen legden.
Het realisme was een reactie op de lieflijke, sentimentele en fantastische kant van de Romantiek. De realisten zochten hun onderwerpen niet in de geschiedenis, de mythologie of in hun fantasie, maar in de hen omringende realiteit van alledag, die ze zo objectief mogelijk trachtten weer te geven. Aanvankelijk beeldden ze vooral het leven van de middenklasse uit, maar onder invloed van het opkomende socialisme later ook de sociale omstandigheden van de arbeiders. Vaak zijn hun romans en schilderijen dan krachtige politieke en sociale protesten. Wat dit betreft komen ze overeen met de romantici, die immers ook op de bres stonden voor maatschappelijke veranderingen.
De belangrijkste realistische schilders zijn Gustave Courbet (1819-77) en Jean-François Millet (1808-1875); in Nederland hoort de Haagse School met o.a. Jozef Israëls (1824-1911) tot het realisme. Bekende werken zijn Het atelier (1854-55, Musée d’Orsay, Parijs) van Courbet en De arenleessters (1857, Musée d’Orsay, Parijs) van Millet. Rond 1870 maakte het realisme plaats voor het impressionisme.