Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

Louis Paul Boon

betekenis & definitie

Vlaams romanschrijver (Aalst 15.3.1912 – Erembodegem 10.5.1979). Na een onvoltooide opleiding aan een kunstacademie allerlei baantjes. In 1940 korte tijd krijgsgevangen. Van 1944 tot 1947 journalist bij het communistische dagblad De Rode Vaan.

Hij schreef feuilletons voor allerlei bladen onder pseudoniemen als Lew Waitmans, Louis Erwt, David Heintz en Louis Baekelandt. Van 1954 tot 1972 medewerker, later cultureel redacteur van de socialistische krant Vooruit; zijn columns ondertekende hij met ‘Boontje’. Medewerker aan diverse radio- en tv-programma’s en actief als beeldend kunstenaar; redacteur van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1959-79). Constantijn Huygensprijs 1966, Staatsprijs ter bekroning van een schrijversloopbaan 1978.

Hoewel Boon al in 1942 zijn eerste boek publiceerde, duurde het tot in de tweede helft van de jaren vijftig voordat hij zowel door de kritiek als door het publiek werd gewaardeerd. Zijn radicaal linkse opvattingen, zijn afkeer van godsdienst en de grote nadruk op seksualiteit in zijn werk maakten hem in de ogen van de critici en de lezers tot iemand met wie men zich maar beter niet kon afgeven; tot 1960 werden zijn boeken in België zelfs geweerd uit katholieke bibliotheken.

Boon heeft een groot oeuvre geschapen: een zestigtal romans (waaronder zeer uitgebreide), novellen, verhalenbundels en non-fictie. Veel van zijn boeken zijn heel sterk autobiografisch. De grondgedachte van het oeuvre is door G.J. van Bork geformuleerd als:
het individu op zoek naar vrijheid en geluk (Utopia), daarbij in voortdurend
conflict met de maatschappij (anarchisme), terwijl het in het bereiken van
die vrijheid en dat geluk steeds zal falen omdat deze in absolute zin onbereikbaar
zijn (twijfel, pessimisme).