Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 08-02-2017

Anna Bijns

betekenis & definitie

Zuid-Nederlandse dichteres (1493–1575). Over haar leven vóór 1536 weten we heel weinig; in dat jaar opende zij een school in Antwerpen waar ze les bleef geven tot haar tachtigste.

Haar werk is typisch rederijkersliteratuur, hoewel zij geen lid was van een rederijkerskamer. Haar min of meer religieuze gedichten – vrijwel allemaal refereinen – werden tijdens haar leven in drie bundels uitgegeven (1528/’48/’67). Daarin valt zij op felle en soms verbitterde wijze het opkomende protestantisme aan, – maar ook het gedrag van sommige katholieke gezagsdragers. Echte haat lijkt eruit op te klinken tegen de Duitse hervormer Maarten Luther. Haar wereldlijke refereinen (vooral hartstochtelijke liefdesgedichten, maar ook nogal merkwaardige humoristische gedichten, zoals over een wedstrijd scheten laten door nonnen!) is tijdens haar leven niet uitgegeven.

Bekende refereinen van haar zijn “Priesters zijn ook mensen als andere liën”, “Keert weder, keert weder, verdoolde schapen”, “Och hoe schoon moet hij zijn die ’t al heeft geschapen” en “O Dood, hoe bitter is u gedinken” (hoe bitter is het aan u te denken).

Anna Bijns geldt als de belangrijkste rederijkersdichter én als de laatste grote middeleeuwse dichter uit de Nederlanden en is ‘onbetwist nog steeds de beroemdste vrouwelijke auteur uit de Nederlandse letterkunde’ (Herman Pleij). Haar eerste bundel refereinen werd al in 1529 in het Latijn vertaald, waardoor ze ook buiten de Nederlanden bekendheid kreeg. Herman Pleij:
Dat zij excelleert in een literaire kunst die zij als vrouw officieel niet in het verenigingsverband van een rederijkerskamer mag beoefenen, maakt het des te pikanter dat zij ook naar de mening van tijdgenoten al haar mannelijke collega’s verre overtreft.