Literatuur, Geschiedenis en Theorie

J.A. Dautzenberg (2009)

Gepubliceerd op 06-02-2017

absurd(istisch) toneel

betekenis & definitie

Ook: absurd theater. Onder invloed van het existentialisme ontstond in Frankrijk het absurde of absurdistische toneel. Het uitzichtloze be­staan van de mens werd door de toneelschrijvers verbeeld door de personages te plaatsen in onbegrijpelijke situaties en hen zinledige gesprekken te laten voeren, die voornamelijk uit gemeenplaatsen bestaan.

Het zijn bovendien vaak door elkaar lopende monologen, zodat er van communicatie eigenlijk geen sprake is. Er is geen logische ordening in de intrige en er is dus geen ‘verhaal’ in de normale zin van het woord. De stukken zijn in hun thematiek (eenzaamheid, angst, illusies, vervreemding) heel serieus maar in hun uitwerking vaak komisch en soms zelfs hilarisch.

De voornaamste schrijvers zijn Samuel Beckett (En attendant Godot, 1953) en Eugène Ionesco (La cantatrice chauve, 1950); een voorloper is Alfred Jarry (Ubu-roi, 1896); verwante schrijvers zijn Jean Genet (Les bonnes, 1947) en Boris Vian (Les bâtisseurs d’empire ou Le Schmürz, 1959). Verwante Engelse en Amerikaanse schrijvers zijn Harold Pinter (The caretaker, 1959) en Edward Albee (Who’s afraid of Virginia Woolf?, 1961). Nederlandse absurdistische toneelstukken zijn De knop (1960) van Harry Mulisch en The family (1972-73, 4 dln.) van Lodewijk de Boer.