Gepubliceerd op 13-06-2017

Ulster (Noord-Ierland)

betekenis & definitie

Ierse provincie waarvan het grootste deel bij het Verenigd Koninkrijk en het kleinste deel bij Ierland hoort (Iers: Uladh).

Als strafmaatregel voor een Ierse opstand tegen Engeland in 1603 werd Ulster aan het begin van de zeventiende eeuw door protestantse Schotten en Engelsen gekoloniseerd. De rooms-katholieke Ieren werden daardoor in de loop van de zeventiende eeuw in deze Ierse provincie een achtergestelde en onderdrukte minderheid.



De protestantse meerderheid in Ulster verzette zich tegen de Ierse wens onafhankelijk van Groot-Brittannië te worden. In 1921 kreeg Ierland als Ierse Vrijstaat de status van Brits dominion. Zes van de negen tot Ulster behorende graafschappen bleven echter onder rechtstreeks Brits bestuur. De grote rooms-katholieke minderheid in Noord-Ierland en het Irish Republican Army (IRA, Ierse Republikeinse Leger) probeerden alsnog met geweld aansluiting van Ulster bij Ierland te bewerkstelligen. Dit leidde in de jaren twintig tot een golf gewelddadigheden in Noord-Ierland, overigens zonder resultaat.

De spanningen onder de Noord-Ierse bevolking bleven ook de volgende decennia bestaan. De rooms-katholieke minderheid (ongeveer eenderde van de bevolking) voelde zich gediscrimineerd op het gebied van werkgelegenheid en huisvesting. In 1968 waren er felle uitbarstingen van geweld. Paramilitaire organisaties als het IRA lieten zich steeds meer gelden. De Britse regering zette in 1969 het leger in om orde op zaken te stellen, waardoor feitelijk een burgeroorlog uitbrak. Na een bloedig incident op 30 januari 1972 (Bloody Sunday) werd de autonomie van Noord-Ierland tijdelijk opgeheven. In de daaropvolgende jaren werden land en bevolking geteisterd door bomaanslagen, militaire acties, ontvoeringen, groeiende haat tussen protestantse en rooms-katholieke groepen en uitzichtloosheid. Meer dan drieduizend mensen kwamen om het leven, terwijl het gebied economisch enorme schade leed. De Britten slaagden er niet in de partijen met elkaar te verzoenen.

Uiteindelijk tekenden Groot-Brittannië en Ierland op 15 december 1993 een akkoord over de toekomst van Noord-Ierland. Uitgangspunt hierbij was het zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van Ulster. In het akkoord waren de voorwaarden opgenomen, waaronder de vredesbesprekingen zouden moeten plaatsvinden. Op 31 augustus 1994 kondigde het IRA aan de militaire operaties te zullen staken. Kort daarna volgden protestantse terreurgroepen met soortgelijke verklaringen. Daardoor werd de weg vrijgemaakt voor het geleidelijk terugtrekken van Britse militairen uit Noord-Ierland en het normaliseren van het leven. Onderhandelingen over de toekomst van Noord-Ierland bleven echter moeizaam verlopen, terwijl af en toe toch weer gewelddadige acties werden uitgevoerd.