Gepubliceerd op 13-06-2017

Oliecrisis, Eerste (1973)

betekenis & definitie

Een olieboycot van de Verenigde Staten en Nederland door de Arabische lidstaten van de OPEC en aansluitend een sterke stijging van de olieprijzen.

De oliecrisis was een direct gevolg van de vierde Israëlisch-Arabische oorlog (Jom Kippoer-oorlog), waarin het Westen Israël steunde. Als een reactie hierop kondigden de Arabische landen een olieboycot af. Uiteindelijk richtte de boycot zich alleen tegen de trouwste aanhangers van Israël: de Verenigde Staten en Nederland. De effecten op de energievoorziening van de geboycotte landen waren door de aanwezigheid van grote olievoorraden en de ingewikkelde aanvoerroutes gering, al wilde de Nederlandse regering door verhoogde benzineprijzen, de invoering van benzinebonnen en de instelling van autoloze zondagen anders doen geloven. De politieke en economische gevolgen van de oliecrisis waren wel ingrijpend. In korte tijd verviervoudigde de prijs van ruwe olie van ongeveer drie naar twaalf dollar per vat van 159 liter (barrel). De westerse economie bleek erg afhankelijk te zijn geworden van goedkope grondstoffen en kwam daardoor in grote problemen. Het Westen ondervond voor het eerst dat ex-koloniale gebieden een vuist konden maken; olie was een politiek wapen geworden.

De oliecrisis was een aansporing andere olievelden, zoals in de Noordzee, te gaan ontwikkelen. Door de hogere olieprijs kon dat rendabel gaan worden. Een echte impuls in die richting ging echter pas uit van de tweede oliecrisis.