Gepubliceerd op 30-07-2017

Kleine Entente (1920-38)

betekenis & definitie

Benaming voor een verzameling van bilaterale bondgenootschappen tussen Tsjechoslowa¬kije en Joegoslavië (14 augustus 1920), Tsjechoslowakije en Roemenië (23 april 1921), en Roemenië en Joegoslavië (7 juni 1921).

In 1929 werden deze drie verdragen vervangen door één door de drie aangesloten staten gezamenlijk ondertekend verdrag, waarna vervolgens de organisatie van het bondgenootschap in 1933 werd versterkt door een Permanente Raad en een Secretariaat. De Kleine Entente was het eerste bondgenootschap dat met goedkeuring van de Volkenbond was gesloten (artikel 21 van het Handvest); het was een van de eerste voorbeelden van internationale organisaties waarvan er na de Tweede Wereldoorlog vele zijn opgericht.

De eerste aanleiding voor het oprichten van de Kleine Entente was het uitblijven van een vredesverdrag met Hongarije na de Eerste Wereldoorlog; uiteindelijk werd dat verdrag op 4 juni 1920 ondertekend in Tria¬non, bijna een jaar na het Verdrag van Versailles. De tweede aanleiding was een poging van Karel IV van Habsburg op 26 maart 1921 de Hongaarse troon weer te bestijgen. Door het sluiten van de Kleine Entente wilden Tsjechoslowakije, Joegoslavië en Roemenië de naoorlogse territoriale situatie in Midden-Europa, zoals vastgelegd in de vredes van Saint-Germain en Trianon, veiligstellen. Vooral Hongarije had veel grondge¬bied aan de drie staten van de Kleine Entente moeten afstaan, waardoor gedurende het interbellum revisionistische stromingen in Hongarije actief bleven. Het bondgenootschap droeg een defensief karakter, al deed het zijn best naar buiten toe de indruk te wekken op (vredelievende) economische en culturele samenwerking gericht te zijn.

Tijdens haar hele bestaan was de Kleine Entente sterk afhankelijk van de grote mogendhe¬den. Frankrijk steunde het bondgenootschap door met de drie leden verdragen te sluiten. In de jaren twintig gaven de welwillendheid van Frankrijk, de onverschilligheid van Groot-Brittannië, de afzijdigheid van Italië en de afwezigheid in dit gebied van Duitsland en de Sovjetunie de Kleine Entente de mogelijkheid tegenover Hongarije een effectieve vuist te maken, baas in eigen huis te zijn en internationaal enige invloed uit te oefenen. De Entente profiteerde daarmee van de gunstige internationale omstandigheden. Met de omslag aan het eind van de jaren twintig werd het bondgenootschap echter een speelbal van internationale crises, en verloor het iedere greep op de regionale situatie. De Kleine Entente werd nu zelf het slachtoffer van de afzijdige, in het gunstigste geval veel minder welwillende of zelfs bedreigende houding van de grote mogendheden. Na de Duitse inval in Tsjechoslowakije eind 1938 stierf de Kleine Entente een geruisloze dood; het op Duitsland georiënteerde Hongarije profiteerde toen territoriaal van de politieke uitschakeling van de drie landen, onder meer door zich delen van Tsjechoslowakije toe te eigenen. Op 27 februari 1939 maakten Roemenië en Joegoslavië formeel een einde aan de Kleine Entente.