Gepubliceerd op 30-07-2017

Kàdàr, Jànos (1912 89)

betekenis & definitie

Hongaars politicus; partijleider van 1956-88; premier van 1956-58 en van 1961-65; president van 1988-89.

Kàdàr werd in Kapoly in een boerengezin geboren. Hij werd tot instrumentmaker opgeleid. In 1931 werd hij lid werd van de (toen) verboden Communistische Partij. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was hij actief in het verzet tegen de Duitse bezetter. Na de oorlog maakte hij een snelle politieke carrière. In 1949 werd Kàdàr minister van Binnenlandse Zaken. Twee jaar later viel hij bij een stalinistische zuivering in ongenade, wat hem twee jaar gevangenisstraf opleverde.

Bij het begin van de Hongaarse opstand in 1956 nam hij zitting in de regering van Imre Nagy. Op 4 november liep hij over naar de andere kant toen Nagy de Hongaarse neutraliteit uitriep. Kàdàr dook onder en werd na de opstand hoofd van de regering en van de partij. Vijf jaar lang voerde hij een keihard regime. In de jaren zestig en zeventig volgde een periode van verzoening. Zijn adagium was toen: `Wie niet tegen ons is, is voor ons'. Er groeide een zeker vertrouwen tussen regering en samenleving, onder meer door zijn biefstuksocialisme: zorg ervoor dat de mensen het materieel beter krijgen, dan wordt de ellende uit het verleden wel vergeten. De Hongaarse economie liberaliseerde in die jaren geleidelijk. Uiteindelijk bleef hij in de ogen van de meerderheid van de partij te lang aan de oude communistische lijn vasthouden en werd daarom in mei 1988 vervangen. Tot mei 1989 was hij nog president van Hongarije.