Gepubliceerd op 30-07-2017

Joegoslavië

betekenis & definitie

Een voormalige staat op de Balkan; ontstaan op 4 december 1918, en in de loop van 1991 uiteengevallen.

Op 4 december 1918, enkele weken na het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog, werd het Koninkrijk van Serviërs, Kroaten en Slovenen uitgeroepen. Peter I van Servië werd koning. De grenzen van het nieuwe koninkrijk werden vastgelegd in de verdragen van Saint-Germain, Trianon en Rapallo. Het grootste deel van het grondgebied had aan het keizerrijk Oostenrijk-Hongarije toebehoord.

Het nieuwe koninkrijk was een zeer heterogene staat, die verschillende volken en culturen omvatte. Vanaf het ontstaan waren er moeilijkheden met de Serviërs die een leidende rol opeisten. De problemen leken opgelost, toen in 1925 de leider van de grootste Kroatische partij tot de regering toetrad. Op 20 juni 1928 ontlaadden de spanningen zich in een moordpartij in het parlement. Koning Alexander I stelde de grondwet buiten werking, ontbond de partijen en verdeelde het land in negen geografische gebieden. Het koninkrijk werd in januari 1929 omgedoopt tot Joegoslavië. De Servische hegemonie leek gevestigd.

Tijdens een bezoek aan Frankrijk in oktober 1934 werd koning Alexander I vermoord door een lid van de Ustasa, de Kroatische fascistische beweging, gesticht door Ante Pavelic. Prins Paul, regent voor de elf jaar oude kroonprins Peter, zocht samenwerking met de Asmogendheden. Op 25 maart 1941 werd een drievoudig verbond met Italië en Duitsland getekend. Twee dagen later pleegde generaal Simovic echter een staatsgreep, waarna Peter (II) koning werd. Nu vielen de Duitsers het land binnen en veroverden Joegoslavië.

De Duitsers volgden een verdeel-en-heerstactiek. Servië kreeg een marionettenregering, terwijl Kroatië een koninkrijk werd waarin de fascist Ante Pavelic de leiding had. De rest van het land werd verdeeld tussen Duitsland, Italië, Hongarije en Bulgarije.

Er ontstonden verschillende verzetsbewegingen: de Servische Cetniks en de communistische partizanen van Tito. De twee groepen wisten geen overeenstemming te bereiken en bestreden elkaar zelfs regelmatig. Soms spanden de Cetniks zelfs met de bezetters samen tegen de communisten. De Kroatische Ustasa-beweging werkte nauw met de Duitsers samen en trad wreed op tegen de Serviërs.

De Joegoslavische verzetsbewegingen bevrijdden het land grotendeels zelf. Op 14 oktober 1944 werd met behulp van Sovjetlegers Belgrado veroverd. Via weinig democratische verkiezingen slaagden de communisten erin de macht in handen te krijgen. Ze riepen in 1945 de Joegoslavische Federatieve Volksrepubliek uit, verdeeld in zes republieken: Servië, Kroatië, Bosnië-Herzegovina, Slovenië, Montenegro en Macedonië. Joegoslavië werd een volksdemocratie.

In 1948 kwam het tot een breuk met het Oostblok, omdat Joegoslavië niet aan de leiband van Moskou wilde lopen. Tito kreeg economische hulp uit het Westen. Er werd uitgebreid geëxperimenteerd met vormen van arbeiderszelfbestuur. Joegoslavië speelde internationaal een rol als leider van de niet-gebonden landen.

In 1980 stierf president en partijleider Tito. Sindsdien rouleerde het presidentschap jaarlijks tussen de presidenten van de zes deelrepublieken en de twee autonome provincies Vojvodina en Kosovo. Joegoslavië kreeg grote economische problemen. De rijke republieken Slovenië en Kroatië voelden er steeds minder voor de armere republieken (waaronder Servië) te subsidiëren. Dit wakkerde de nationalistische sentimenten in Servië aan. De Servische president Slobodan Milosevic maakte er gebruik van om de macht van de Communistische Partij in Servië te handhaven. Hij wilde Servië meer invloed op het centrale bestuur geven. Slovenië en Kroatië streefden daarentegen juist naar onafhankelijkheid.

Op 25 juni 1991 verklaarden beide staten zich onafhankelijk. Het door Serviërs gedomineerde Joegoslavische Nationale Leger trad met geweld op tegen de afgescheiden republieken. Op 4 oktober nam Servië de federale macht over door zich de rechten van het federale parlement toe te eigenen. Vooral om Kroatië ontbrandde een felle strijd; het federale Joegoslavische leger probeerde tevergeefs de afscheiding ongedaan te maken. Om Slovenië werd nauwelijks gevochten, vooral omdat de bevolking tamelijk homogeen was, waardoor er geen problemen waren met omvangrijke minderheidsgroepen.

Op 5 januari 1992 riepen de Serviërs in Bosnië-Herzegovina een eigen republiek uit. Twee maanden later verklaarden de moslims en de Bosnische Kroaten Bosnië-Herzegovina onafhankelijk. Op 27 april 1992 nam het federale Joegoslavische parlement de grondwet van een nieuwe Joegoslavische staat aan: de Federale Republiek van Joegoslavië (FRJ), die uit de republieken Servië en Montenegro bestond. Deze staat werd ook wel Klein-Joegoslavië genoemd. Joegoslavië bestond niet meer.

Voor het vervolg van de gebeurtenissen in het voormalige Joegoslavië is meer informatie te vinden in de lemma's Joegoslavische burgeroorlog, Bosnië-Herzegovina, Kroatië en Federale Republiek van Joegoslavië.