Sovjetrussisch politicus.
Janajev was een kleurloze, conservatieve partijbureaucraat en vakbondsleider. Eind 1990 werd hij op aandringen van Michail Gorbatsjov in de nieuwe functie van vice-president benoemd. Deze benoeming gebeurde tegen de zin van democratischgezinde politici in het Congres van Volksafgevaardigden, die vonden dat Janajev te weinig politiek talent had.
Gorbatsjovs vertrouwen in Janajev werd ernstig geschaad, toen Janajev op 18 augustus 1991 als leider van het Staatscomité voor de noodtoestand in de Sovjetunie een staatsgreep pleegde. Het comité kondigde op 19 augustus de noodtoestand in de Sovjetunie af. Gorbatsjov werd op zijn vakantieadres op de Krim onder huisarrest geplaatst en Janajev werd plaatsvervangend president. Hij maakte tijdens de drie dagen durende staatsgreep een nerveuze en besluiteloze indruk. De coup was dan ook slecht voorbereid. Daar kwam bij dat de bevolking, onder leiding van Boris Jeltsin, massaal tegen de staatsgreep in verzet kwam en het leger aarzelend optrad. Door het gebrek aan steun taande de invloed van het comité snel. Op 21 augustus werd Janajev, samen met de andere leden van het comité, gearresteerd.
In april 1993 begon het proces tegen de leden van het comité. Het proces werd echter voor onbepaalde tijd verdaagd, toen een van de aangeklaagden wegens hartklachten verstek had moeten laten gaan. Op 23 februari 1994 werd door conservatieve leden van het parlement een amnestiewet aangenomen. Als gevolg hiervan werden de coupplegers op 1 maart 1994 vrijgelaten.
