Gepubliceerd op 13-06-2017

Gaulle, Charles André Joseph Marie de (1890-1970)

betekenis & definitie

Frans generaal en staatsman; president van 1958-69.

Charles de Gaulle werd in Lille geboren als zoon van een leraar. Hij volgde een opleiding aan de militaire academie in Saint-Cyr; in 1911 werd hij officier bij de infanterie. Tijdens de Eerste Wereldoorlog nam hij deel aan de Slag bij Verdun (1916), waarin hij zwaar gewond raakte en in Duitse krijgsgevangenschap geraakte. Na de oorlog vocht hij van 1920-21 in Polen tegen de Sovjetunie. In 1921 werd hij hoogleraar in de geschiedenis van de krijgskunde in Saint-Cyr. Van 1925-27 was de Gaulle adjudant van maarschalk Pétain; in 1932 werd hij secretaris van de nationale defensieraad. In 1934 publiceerde de Gaulle Vers l'armée de métier, waarin hij pleitte voor de mechanisatie van het leger. De enige die van het pleidooi voor een intensiever gebruik van tanks onder de indruk was, was Paul Reynaud, premier van maart-juni 1940, die hem in mei 1940 tot brigade-generaal bevorderde. Hoewel belast met het commando van een pantserdivisie, was hij in 1940 ook korte tijd onderstaatssecretaris van Oorlog.

Na de Franse capitulatie op 22 juni 1940 week de Gaulle uit naar Groot-Brittannië. Hier nam hij de leiding op zich van de regering van de Vrije Fransen, die zich tegen het Vichy-Frankrijk van Pétain verzette. De Gaulle organiseerde in 1943 een bevrijdingscomité, dat begin 1944 in Algiers werd omgezet in een voorlopige Vrije Franse Regering. In augustus 1944 trok hij aan het hoofd van zijn troepen Parijs binnen. Doordat hij het Franse leger aan de kant van de geallieerden had laten vechten, werd Frankrijk na de oorlog als grote mogendheid geaccepteerd. In 1945 werd de Gaulle tot eerste regeringsleider van de Vierde Republiek gekozen. Uit ontevredenheid over de in zijn ogen te grote macht van het parlement trad hij in januari 1946 af.

In 1947 werkte de Gaulle mee aan de oprichting van de Rassemblement du Peuple Français (RPF, Vereniging van het Franse Volk), een partij die de Vierde Republiek fel bestreed. De partij had aanvankelijk veel aanhang, maar werd als gevolg van interne verdeeldheid in 1953 door de Gaulle ontbonden. De Gaulle trok zich uit de politiek terug en wijdde zich aan het schrijven.

Toen tijdens de Algerijnse onafhankelijkheidsoorlog in Algerije een burgeroorlog in de lucht hing en Frankrijk in een economische crisis dreigde te belanden, werd opnieuw een beroep gedaan op de Gaulle. Met volmacht van het parlement ontwierp hij een nieuwe grondwet, waarin het zwaartepunt van de macht bij de president kwam te liggen. Op 21 december 1958 werd hij de eerste president van de Vijfde Republiek.



Ondanks verzet van de Organisation de l'Armée Secrète (OAS, Organisatie van het Geheime Leger), die een aantal aanslagen op hem pleegde, werd onder zijn presidentschap Algerije in 1962 onafhankelijk. Op buitenlands politiek gebied was de Gaulle voorstander van een Europa der Vaderlanden, waarin de samenwerkende landen autonoom moesten blijven. De Frans-Duitse samenwerking behoorde de kern van dit Europa te worden. Groot-Brittannië moest buiten de Europese samenwerking worden gehouden, omdat dit land nauwe banden met de Verenigde Staten had. Via Groot-Brittannië zouden de Verenigde Staten een te grote greep op de Europese politiek kunnen krijgen. Het standpunt van de Gaulle leidde tot een herhaald Frans veto tegen de toetreding van Groot-Brittannië tot de EEG. Daarnaast trok hij in 1967 de Franse troepen uit de NAVO terug, hoewel Frankrijk wel lid bleef van de organisatie. De Gaulle wenste geheel zelfstandig over de strijdkrachten van zijn land te kunnen beschikken. In de loop van de jaren zestig nam de kritiek op zijn buitenlandse politiek steeds meer toe. Door de mei-opstand in 1968 werd de positie van de Gaulle ernstig aangetast. Toen een in april 1969 gehouden referendum over de politieke organisatie van Frankrijk ongunstig voor hem uitviel, nam hij ontslag. In de laatste jaren van zijn leven schreef hij zijn memoires.