Gepubliceerd op 13-06-2017

Filipijnen, de

betekenis & definitie

Republiek in Azië; onafhankelijk sinds 4 juli 1946.

De Filipijnen vormen een archipel van 7079 eilanden, waarvan elf grote. In 1552 werd de eilandengroep door Spaanse kolonisatoren naar de latere koning Filips II genoemd. In de tweede helft van de negentiende eeuw begon het Filipijnse nationalisme zich te ontwikkelen. Er braken opstanden uit die in 1898 uitmondden in een Spaans-Amerikaanse oorlog. Op 10 december moest Spanje de Filipijnen aan de Verenigde Staten afstaan tegen een vergoeding van twintig miljoen dollar. De Filipijnse nationalisten keerden zich nu tegen de Amerikanen, die ze als bezetters beschouwden. In 1902 accepteerden ze de Amerikaanse bezetting na de belofte dat het land onafhankelijk zou worden als het zich voldoende had ontwikkeld. Het onderwijs werd naar Amerikaans model ingericht; het Engels werd op den duur een belangrijke voertaal. In 1907 werd een gekozen volksvertegenwoordiging ingesteld. Pas in 1913 stonden de Amerikanen toe dat het parlement geheel uit Filipijnen zou bestaan. In 1934 kregen de Filipijnen autonomie en de belofte dat het land na tien jaar volledig onafhankelijk zou worden.

Op economisch gebied ontmoedigden de Amerikanen industrialisatie en stimuleerden zij de ontwikkeling van grote plantages voor de export van tabak en andere agrarische producten. De economische wereldcrisis veroorzaakte het bankroet van talloze kleine boeren. In 1935 was er op het eiland Luzon een opstand van landloze boeren.

Direct na de aanval op Pearl Harbor (7 december 1941) vielen de Japanners de Filipijnen aan. In januari 1942 werd Manilla veroverd; in mei was het hele land in Japanse handen. De Filipijnen voerden een succesvolle guerrilla tegen de bezetters. Onder leiding van Douglas MacArthur werd Manilla in februari 1945 heroverd.

De oorlog bleef ook later voor problemen zorgen door de tegenstellingen tussen vroegere collaborateurs en ex-guerrillero's, die meestal communisten waren. Communistische afscheidingsbewegingen bleven voor de zelfstandigheid van bepaalde gebieden vechten.

Op 4 juli 1946 werden de Filipijnen een onafhankelijke republiek. De Amerikanen hielden grote invloed, niet in het minst door de aanwezigheid van enkele zeer grote militaire bases. Ramón Magsaysay die de belangrijkste communistische rebellenbeweging had verslagen, werd in 1953 president. Hij kwam in 1957 bij een vliegtuigongeluk om het leven. Zijn regering had verwachtingen gewekt die door zijn opvolgers niet werden vervuld. Als gevolg van de voortdurende onrust in het land riep de in 1962 president geworden Marcos in 1972 de noodtoestand uit en nam een serie maatregelen die zijn regering tot een dictatuur maakten. De mensenrechten werden met voeten getreden, de corruptie nam hand over hand toe. Oppositieleider Benigno Aquino ging in 1980 in ballingschap en werd bij terugkomst in 1983 vermoord. Die moord stimuleerde het verzet tegen Marcos. De frauduleuze presidentsverkiezingen van februari 1986 betekenden de nekslag voor de dictator. Het leger steunde oppositiekandidaat Corazón Aquino. Marcos vluchtte het land uit.

Onder president Aquino werden de economische en sociale problemen niet opgelost; ook de strijd met de afscheidingsbewegingen ging door. Toch was er sprake van vooruitgang, zeker wat de democratie betreft. De banden met de Verenigde Staten werden losser doordat de contracten met de Amerikanen over de militaire bases werden opgezegd. In 1991 gaven de VS vier kleinere bases en de grote luchtmachtbasis Clark Field aan de Filipijnen terug. De laatste basis was zwaar beschadigd bij de uitbarsting van de vulkaan Pinatubo in juni. Op 24 november 1992 verlieten de laatste Amerikaanse militairen de marinebasis Subic Bay. Daarmee was een eind gekomen aan meer dan vierhonderd jaar aanwezigheid van buitenlandse troepen. Ondertussen was in 1992 Aquino opgevolgd door president Ramos, de vroegere minister van Defensie.