De moord op vijftien tegenstanders van de dictatuur van legerleider Desi Bouterse in Suriname.
Op 25 februari 1980 pleegde sergeant-majoor Desi Bouterse met een aantal collega's in Suriname een staatsgreep. Hij stelde een junta in, de Nationale Militaire Raad (NMR). Hoewel er formeel een burgerregering werd geïnstalleerd, was Suriname in feite een dictatuur geworden. In 1982 trad de regering-Chin A Sen af, omdat de democratie niet werd hersteld. Er braken stakingen uit om verkiezingen af te dwingen. In de nacht van 8 op 9 december 1982 rekenden de militaire machthebbers met hun tegenstanders af. In de voorafgaande nacht hadden militairen gebouwen van de vakbond en van het dagblad De Vrije Stem, en twee radiostations in brand gestoken. Bovendien waren tegenstanders van het regime gearresteerd. Door het doodschieten van journalisten, universiteitsdocenten, de eigenaar van een radiostation, een vakbondsleider, een militair (die betrokken was geweest bij de coup van 25 februari 1980) en enkele advocaten schakelde Desi Bouterse een deel van het verzet tegen zijn bewind uit. De proteststakingen en demonstraties na de moorden werden de kop ingedrukt. Met de decembermoorden maakte Bouterse een einde aan de oppositie, die in 1982 in kracht was toegenomen. Volgens Bouterse was het uitschakelen van de oppositie noodzakelijk om een bloedige staatsgreep te voorkomen.
In reactie op de decembermoorden blokkeerden Nederland en de Verenigde Staten de ontwikkelingshulp aan Suriname.
