Gepubliceerd op 13-06-2017

Camp David-akkoorden (17 september 1978)

betekenis & definitie

Overeenkomst tussen Egypte en Israël, ondertekend op Camp David, het buitenverblijf van de Amerikaanse president Carter.

In november 1977 bracht de Egyptische president Sadàt als eerste Arabische staatshoofd een bezoek aan de staat Israël. Dat bezoek betekende een doorbraak in het vredesproces in het Midden-Oosten. Mede dank zij de inzet van de Amerikaanse president Carter kwamen er tussen de twee landen onderhandelingen op gang, onder meer in het buitenverblijf van de Amerikaanse president. Op 17 september 1978 werden in Camp David door Carter, Sadàt en de Israëlische premier Begin akkoorden ondertekend. In deze overeenkomst werden afspraken gemaakt over de ontruiming van de Sinaï en Palestijns zelfbestuur in de Gaza-strook en op de westelijke Jordaan-oever. Op 26 maart 1979 werden de akkoorden omgezet in een vredesovereenkomst tussen Israël en Egypte, die werd ondertekend op het Witte Huis in Washington. Voor hun bijdrage aan de vrede in het Midden-Oosten kregen Sadàt en Begin in 1978 de Nobelprijs voor de vrede. De Arabische wereld reageerde negatief op de vrede en zette Egypte uit de Arabische Liga. Op 6 oktober 1981 werd president Sadàt tijdens een parade door (moslim-)fundamentalistische militairen in eigen land vermoord.

De ontruiming van de Sinaï werd op 24 april 1982 voltooid. Met de Palestijnse autonomie in de Gaza-strook en op de westelijke Jordaan-oever werd pas in 1993 een begin gemaakt. Op 13 september 1993 kwamen Israël en de PLO tot een akkoord, waarbij de Gaza-strook en een klein gebied in en rond de stad Jericho een vorm van zelfbestuur kregen. Onderhandelingen over uitbreiding van het Palestijnse zelfbestuur op de westelijke Jordaan-oever werden ernstig bemoeilijkt door de aanwezigheid van tientallen joodse nederzettingen. Op 28 september 1995 werd in Washington een nieuw akkoord ondertekend. Het Palestijns zelfbestuur op de westelijke Jordaan-oever werd aanzienlijk uitgebreid. In de zeven steden kreeg het Palestijns bestuur de touwtjes in handen, terwijl in de 420 Palestijnse dorpen de Palestijnen het burgergezag gingen uitoefenen, maar Israël verantwoordelijk bleef voor de veiligheid. De resterende zeventig procent, inclusief de joodse nederzettingen, bleef volledig in Israëlische handen.