Conferentie van negenentwintig Aziatische en Afrikaanse staten over samenwerking tussen de niet-gebonden landen.
De conferentie werd op initiatief van India, Pakistan, Indonesië, Birma en Ceylon in Indonesië gehouden. Er waren in Bandung drieëntwintig Aziatische en zes Afrikaanse delegaties aanwezig, daarnaast drie niet-officiële afvaardigingen van de bevrijdingsbewegingen in Algerije, Marokko en Tunesië. Dertig andere landen die waren uitgenodigd, lieten verstek gaan. De Chinese minister van Buitenlandse Zaken Zhou Enlai speelde op de conferentie een prominente rol.
President Sukarno van Indonesië opende de conferentie. Hij sprak van de eerste intercontinentale bijeenkomst van gekleurde volken in de wereldgeschiedenis. De conferentie was vooral een demonstratie van de solidariteit van de niet-gebonden landen tegen kolonialisme en imperialisme. In het Oost-Westconflict stelden de meeste derde-wereldlanden zich neutraal op. De verslechterende verhoudingen tussen de Volksrepubliek China en India deden het effect van de conferentie enigszins teniet.
De conferentie leverde nauwelijks concrete resultaten op; er werd door de deelnemers alleen een slotverklaring opgesteld. In de slotverklaring werden afspraken en verklaringen opgenomen over economische en culturele samenwerking, rechten van de mens, problemen van onafhankelijke volken en bevordering van de wereldvrede. Het kolonialisme werd veroordeeld en er werd gepleit voor algehele ontwapening. Op de conferentie werd het principe van niet-gebondenheid of neutralisme uitgesproken, dat wil zeggen om geen partij te kiezen in de Koude Oorlog.
De Conferentie van Bandung was een duidelijke demonstratie aan de wereld dat belangrijke politieke beslissingen voortaan niet meer uitsluitend in de westerse hoofdsteden konden worden genomen.