Gepubliceerd op 13-06-2017

Apartheid

betekenis & definitie

Stelsel van rassenscheiding in Zuid-Afrika.

De term apartheid werd officieel voor het eerst in het begin van de jaren veertig gebruikt. De feitelijke apartheid begon al na de komst van Nederlandse kolonisten in de zeventiende eeuw, toen er onderscheid tussen blank en zwart werd gemaakt op het gebied van wonen, eigendom van land, huwelijken en dergelijke. Na de oprichting van de Unie van Zuid-Afrika in 1910 streefden de blanken die de macht in handen hadden naar een volledige scheiding van de vier bevolkingsgroepen: zwarten, kleurlingen, blanken en Indiërs. De machthebbers rechtvaardigden dit systeem door het voor te stellen als een gescheiden ontwikkeling in het belang van de verschillende bevolkingsgroepen, die was gebaseerd op het uitgangspunt dat elk ras de gelegenheid moest hebben zijn kwaliteiten in zijn eigen omgeving te ontwikkelen.

Aanvankelijk bleef de scheiding beperkt tot wat de kleine apartheid werd genoemd. Dat betekende een rassenscheiding in het openbare leven: aparte bussen, aparte scholen, aparte ingangen bij gebouwen, aparte parken, aparte stranden enzovoort. Onder premier Daniel François Malan (1948-54) werd de apartheid in wetten vastgelegd. Officieel werd geregistreerd tot welk ras men behoorde; huwelijken tussen blanken en zwarten waren verboden; zwarten mochten niet overal werken waar zij wilden, terwijl het grootste deel van de bevolking niet in het parlement was vertegenwoordigd. Apartheid werd een dwangsysteem dat niet-blanken onderdrukte en machteloos hield. Minister Hendrik Frensch Verwoerd werkte als minister voor Bantoe-zaken de apartheidspolitiek uit; onder zijn verantwoordelijkheid werden pasjeswetten uitgevaardigd en kwam het thuislandenbeleid van de grond. Het thuislandenbeleid werd ook wel de grote apartheid genoemd. Als uitvloeisel van de wet op het Bantoe-zelfbestuur van 1959 werden tien thuislanden of Bantoestans voor de verschillende zwarte volken ingesteld. Ze mochten hun gebieden alleen verlaten om in het blanke deel van Zuid-Afrika te komen werken. In de thuislanden, die slechts dertien procent van het grondgebied besloegen, woonde meer dan zeventig procent van de bevolking, die een grote economische achterstand op de blanken had.

De apartheid werd met harde hand gehandhaafd. Een van de beruchtste voorvallen was het bloedbad van Sharpeville op 21 maart 1960. De politie schoot toen op een vreedzaam demonstrerende zwarte menigte, waarbij 67 doden en 186 gewonden vielen. Er zouden nog vele duizenden doden volgen voordat de apartheid was afgeschaft. Onder hen was Steve Biko, een bekende radicale zwarte leider, die in 1977 dood in een politiecel werd gevonden.

Het bloedbad van Sharpeville en andere gewelddadigheden versterkten de internationale druk op Zuid-Afrika. Bekende anti-apartheidsstrijders als Nelson Mandela en Desmond Tutu kregen steun van de Verenigde Staten en van andere landen, die tot een economische boycot van het blanke minderheidsregime overgingen.

In de loop van de jaren tachtig werd het apartheidssysteem enigszins versoepeld. Aan het Zuid-Afrikaanse parlement werden Kamers toegevoegd voor kleurlingen en Indiërs, die weliswaar weinig invloed hadden, maar in zeker opzicht toch erkenning van deze bevolkingsgroepen betekenden. De zwarten bleven echter buiten het parlement.

De grote doorbrak kwam onder het bewind van president Frederik Willem de Klerk (1989-94); hij liet een nieuwe wind door Zuid-Afrika waaien. De internationale druk en de groeiende oppositie in eigen land leidden tot een doorbraak. Op 11 februari 1990 werd Nelson Mandela vrijgelaten. Er begonnen onderhandelingen met het African National Congress over de toekomst van Zuid-Afrika. In de loop van 1991 verdwenen de meeste apartheidswetten. In april 1994 werden voor het eerst in de geschiedenis van Zuid-Afrika vrije verkiezingen voor alle bevolkingsgroepen gehouden. Op 9 mei 1994 werd Nelson Mandela de eerste zwarte president van het land. In november 1995 volgden de eerste gemeenteraadsverkiezingen, waaraan alle bevolkingsgroepen konden deelnemen.