De revolutie in Portugal in april 1974.
Op 25 april 1974 nam een aantal officieren onder leiding van generaal António de Spinola de macht over van minister-president Marcelo Caetano. Daarmee kwam in Portugal een eind aan een halve eeuw dictatuur. De rode anjer, die herinnerde aan de Portugese kleuren rood en groen, was het symbool van de revolutie.
De staatsgreep werd gepleegd uit verzet tegen de uitzichtloze koloniale oorlogen die Portugal uitputten. Portugal had na de Tweede Wereldoorlog geweigerd zijn koloniën onafhankelijkheid te geven. In Angola en Mozambique waren in de jaren zestig sterke guerrillabewegingen ontstaan, die het economisch zwakke Portugal voor zware militaire taken stelden. Met de Anjerrevolutie kwam een eind aan deze oorlogen. In 1975 werden de meeste Portugese koloniën zelfstandig.
In Portugal zelf bracht de revolutie ingrijpende hervormingen teweeg. Er werd een landhervorming doorgevoerd, grote bedrijven werden genationaliseerd en er ontstonden veel nieuwe politieke partijen. De Spinola, die in april 1974 president was geworden, trad wegens deze linkse politiek in september 1974 af. In 1976 werd een nieuwe grondwet ingevoerd, die de sociale doelstellingen van de revolutie bevatte. In datzelfde jaar werden in Portugal verkiezingen gehouden, die werden gewonnen door gematigde partijen. De nieuwe regering voerde een meer kapitalistische politiek; de nationalisaties en de landher-vorming werden ongedaan gemaakt. Van de socialistische idealen van de Anjerrevolutie bleef weinig over.
