Lexicon van Sprookjes

A.J. Dekker, J. van der Kooi en prof. dr.Theo Meder (2005)

Gepubliceerd op 11-06-2020

De drie dokters

betekenis & definitie

DRIE rondreizende artsen tonen een herbergier hun kunsten. De eerste snijdt zichzelf een hand af, de tweede neemt zich het hart uit, de derde zijn ogen.

Deze lichaamsdelen worden in een kast geplaatst met de bedoeling ze later weer aan of in te zetten. Maar door nalatigheid van de meid kan de kat erbij komen en eet ze op. Buiten medeweten van de dokters worden ze vervangen door de hand van een dief, het hart van een varken en de ogen van een kat. Ze transplanteren deze en kunnen zo weer uit de voeten, zij het dan dat de dokter met de hand van een dief deze niet thuis kan houden, die met het varkenshart het liefst in troep wroet en die met de kattenogen bij nacht beter ziet dan overdag.Bovenstaande vertelling vinden we voor het eerst in het fameuze, ca. 1300 ontstane middeleeuwse verhalenboek Gesta Romanorum (nr. 76): twee beroemde artsen twisten erover wie de betere van hen beiden is en gaan een wedstrijd aan. Nummer een neemt nummer twee beide ogen uit en zet ze er dan weer in. Nu verwijdert nummer twee de ogen van nummer een, maar voor hij deze terug kan zetten rooft een raaf er een weg. Hij neemt nu het oog van een geit en zet dit naast het eigen oog in. Dokter nummer een merkt hier niets van en voortaan leven beide dokters in volle harmonie, overtuigd van elkaars kunnen. In de 19e en 20e eeuw blijkt dit verhaal in Europa structureel uitgebouwd tot een grotesk humoristisch sprookje, zoals in nr. 118 (‘Die drei Feldscherer’, 1813, uit Zwehrn) van de Kinderund Hausmärchen van de gebroeders Grimm, hierboven samengevat.

Dit sprookje (‘The Three Doctors’) is in deze uitgewerkte vorm, waarin het gevonden is in Noord-, West- en Midden-Europa en in Noord-Amerika, tamelijk zeldzaam. Het is daarentegen buitengewoon geliefd in kortere vormen, waarin maar één arts optreedt die bij een patiënt een lichaamsdeel wegneemt en als hij dit kwijtraakt (meestal omdat een dier het opeet) vervangt door een passend lichaamsdeel van gewoonlijk een ander dier. Een man krijgt bijvoorbeeld kattenogen en gaat op muizenjacht (voor het eerst in het Middelhoogduitse Wie ein künic Isan einer katzen ouge gewan), of hij krijgt een varkensmaag en vindt daarna de schillen lekkerder dan de aardappels (voor het eerst bij de Neurenberger schoenmaker en Meistersinger Hans Sachs [1494-1576]: ‘Der Bauer mit dem Saumagen’, 1547). Of hij krijgt het been van een vrouw aangezet en raakt zo in de problemen als hij moet urineren, enzovoort, enzovoort. Het thema verschuift zo van het sprookje via het grappige verhaal, de klucht, naar de satire, de parodie en het leugenverhaal. Geen wonder dat het, met het varkensmaag-motief, ook de leugenmeester bij uitstek baron Karl Friedrich Hieronymus Freiherr von Münchhausen (1720-97) werd toegedicht.

Veel moderne varianten hebben een scabreus karakter: een man krijgt een ui voor een testikel, zodat de tranen hem in de ogen springen als hij de liefde bedrijft, of per ongeluk een stukje penis aan zijn neus en een stukje neus aan zijn penis en moet voortaan door de neus urineren en door zijn penis snuiten, enzovoort. Als mop, want dat is het type nu geworden, leent het zich uitstekend voor beroepen- en overhedenspot, inter-etnische grappen en politieke afrekening. Een viertal voorbeelden.

Een arbeider krijgt via een transfusie bloed toegediend en is sindsdien zo lui als wat. Voor acht uur is hij nergens voor te porren en om vier uur zit hij al weer thuis. Het blijkt dat hij onderwijzersbloed heeft gekregen. Een boer heeft zijn verstofte hersenen bij een specialist achtergelaten voor een grote beurt. Als hij ze niet terug komt halen spreekt de specialist hem aan. ‘Hou ze maar, ik heb ze niet meer nodig. Ik zit nu in de gemeenteraad (Kamer, enzovoort).’ Een Belg wil Nederlander worden en moet hiertoe een deel van zijn hersenen weg laten nemen.

De dokter snijdt per ongeluk iets te veel weg. Als hij zich bij de weer bijgekomen man uitput in verontschuldigingen, antwoordt deze laconiek: ‘Dat hindert neat’ (Fries: Dat geeft niks). Een inwoner van Riad vertelt de laatste, uit Egypte geïmporteerde mop over Saddam Hoessein: een moeder in Irak hoort van de dokter dat de hersenen van haar zoontje vervangen moeten worden. De vrouw schrikt als de medicus voorstelt hem de hersenen van een aap te geven: ‘Kan mijn jongen dan nog goed nadenken?’ ‘Jawel,’ zegt de arts, ‘dat maakt niets uit. Jaren geleden hebben we in Bagdad een schoen bij een jongetje ingeplant. Hij is later president geworden.’ (NRC Handelsblad 7-2-1991)

Dit soort actualiseringen kan men bijna wereldwijd horen. Ze zullen zeker niet allemaal op verre herinneringen aan de drie dokters teruggaan, maar kunnen telkens opnieuw ontstaan als de geschikte voedingsbodem aanwezig is. Het thema is in elk geval al zeer oud. Uit het klassieke Epidaurus, waar een beroemde, aan de Griekse god van de geneeskunst Asklepios gewijde tempel stond, kennen we al berichten over geslaagde herplaatsingen van uitgenomen en schoongemaakte lichaamsdelen. Ook in de geschreven literatuur en in andere volksverhaalgenres, de ernstige sage bijvoorbeeld, speelt dit motievencomplex mee, zij het ook in andere narratieve contexten.

In Nederland en Vlaanderen is dit sprookje in zijn volle omvang niet vaak opgetekend, respectievelijk maar een (in Friesland) en vijf keer. De verkorte vormen en de moderne moppen waren en zijn in Nederland echter volop bekend. In Vlaanderen zal dit niet veel anders (geweest) zijn.

JURJEN VAN DER KOOI TEKSTEN: KHMnr. 118; Van der Kooi 1979a, nr. 31; Van derKooi/Schuster 1994, nr. 169-170; De Meyere 1925-33, III, pp. 58-60; Poortinga 1978, pp. 146-147; Stalpaert 1977, pp. 301-302.

STUDIES: AT 660; BPII, pp. 552-555; EMIII, kol. 742-747; De Meyer 1968, p. 81; Tubach 1969, nr. 2310; VDK pp. 349-350.