Gepubliceerd op 29-06-2020

soevereiniteit

betekenis & definitie

1)In een strikt juridische betekenis duidt de term op ongebonden, niet tot voorafgaande rechtsregels te herleiden bevoegdheid of macht. In deze zin houdt het begrip nauw verband met absolutisme.

Soevereiniteit wordt vaak gekoppeld aan een koning of een andere vorst: de soevereine koning. Maar in grondwetten en in staatstheoretische literatuur stuit men ook op de soevereiniteit van het volk, de soevereiniteit van het parlement en de soevereiniteit van de natie. In moderne constitutionele stelsels, waaronder de constitutionele monarchie, zijn deze concepten meer van ideologische dan juridische betekenis, omdat in een constitutioneel regime geen enkel ambt of geen enkele ambtsdrager ongebonden bevoegdheid of macht bezit. Alle ambten ontlenen hun beperkte bevoegdheden aan de grondwet. Hoogstens kan worden verdedigd dat de eerste ‘gever’ van de grondwet soeverein was.2)Soevereiniteit wordt ook in een heel andere betekenis gebruikt. De term duidt dan op een aantal bevoegdheden die essentieel zijn of geacht worden te zijn voor het bestaan van een staat. Zou een staat bepaalde bevoegdheden, zoals die op het gebied van de defensie, opgeven of overdragen, dan zou hij zijn soevereiniteit te zeer prijsgeven. Het problematische van deze opvatting is dat het bezitten van soevereiniteit zo een kwestie van meer of minder wordt. Het vraagstuk speelt in enkele staten, zoals Frankrijk en Duitsland. Daar wordt regelmatig gedebatteerd over de vraag hoe ver de Staat kan gaan in het overdragen van nationale bevoegdheden aan de Europese Unie zonder daarmee zijn soevereiniteit of zijn karakter van soevereine staat te verliezen. In Nederland, waar weinig wordt gesproken in termen van soevereiniteit, komt dit vraagstuk nauwelijks aan de orde.
3)In een derde betekenis, die in artikel 3 van de Grondwet van 1814 is te vinden, betekent soevereiniteit weer iets anders. Het duidt daar op het vorstelijk gezag, dat werd opgedragen aan Willem Frederik van Oranje-Nassau; de prins was vervolgens Soeverein Vorst. Na de aanvaarding van het koningschap in 1815 is de uitdrukking Soeverein voor de Koning in Nederland zelden gebruikt.
4)Tot slot is te wijzen op een vierde betekenis, te weten de soevereiniteit van de Staat in volkenrechtelijke zin. Het volkenrecht gaat uit van soevereine staten, die als zodanig niet aan bevoegdheden van andere staten zijn onderworpen. Zij beslissen ieder voor zich over hun eigen constitutie en daarmee over hun staatsinrichting. Inmiddels is de soevereiniteit in deze zin uit diverse oogpunten meer theorie dan werkelijkheid. Vele staten zijn inmiddels zo sterk gebonden door allerlei verdragen, waaronder dat inzake de Europese Unie, dat zowel juridisch als de facto moeilijk meer van ongebonden beslissingsbevoegdheid van een staat kan worden gesproken.