Gepubliceerd op 29-06-2020

Raad van State

betekenis & definitie

Adviesorgaan van regering en parlement voor wetgeving en bestuur. Als Hoog College van Staat is het in grote mate onafhankelijk van andere overheidsinstellingen.

De Raad moet volgens de Grondwet gehoord worden over vrijwel alle voorstellen van wet, over ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur en over voorstellen tot goedkeuring van verdragen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad spreekt recht in hoogste instantie in bestuursgeschillen. Uitspraken van de Raad van State kenmerken zich door de vaste formulering ‘Recht doende namens de Koningin’. De Grondwet bepaalt dat de Koning voorzitter is van de Raad van State.De Raad van State is een college met een lange historie.

Hij dateert van 1531 en functioneerde als adviescollege met betrekking tot de ‘grote en belangrijke materies, alsmede die welke de staat, het algemene regeringsbeleid, de vrede, veiligheid en de verdediging’ der Nederlanden betroffen. Na de afzwering van Filips II functioneerde de Raad van State als een uitvoerend en adviserend college van de Staten-Generaal, dat tevens het dagelijks bestuur van de confederatie van de Zeven Provinciën voerde. Tot een ‘regering’ heeft de Raad zich echter nooit kunnen ontwikkelen.

De Grondwet van 1814 bepaalde dat de Soeverein Vorst alle ‘daden van Souvereine waardigheid’ zou plegen na advies van de Raad. Dit betekende dat in elk geval alle wetsontwerpen en belangrijke besluiten de Raad moesten passeren. De Raad van State werd vanaf 1814 voorgezeten door de Koning zelf; de vermoedelijke troonopvolger was lid vanaf zijn 18e levensjaar. De Koning kon volgens de Grondwet een vice-president aanstellen. Dat gebeurde al direct in 1814; G.K. van Hogendorp werd als eerste in die functie benoemd.

De Grondwet van 1848 omschreef de Raad van State als adviserend orgaan van de regering. In 1861 werd bepaald dat de Koning de Raad niet kon raadplegen buiten de ministers om. Sindsdien wordt het voorzitterschap doorgaans uitgeoefend door de vice-president van de Raad en zit de Koning alleen nog ceremoniële vergaderingen voor. Een voorbeeld daarvan is het binnengeleiden van leden van het Koninklijk Huis in een buitengewone vergadering. Het voorzitterschap vervult de Koning dus bij hoge uitzondering. In de vergadering heeft de Koning ook geen stemrecht.

Hetzelfde geldt de vermoedelijke opvolger van de Koning, die na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar van rechtswege zitting heeft. Aan andere leden van het Koninklijk Huis kan eveneens, bij Koninklijk Besluit, zitting in de Raad worden verleend. Vanwege de bijzondere positie van de Raad en de staat van dienst van zijn leden, wordt het zitting nemen door de vermoedelijke troonopvolger en diens echtgenote van belang geacht bij de voorbereiding op hun toekomstige positie. Zo werd prinses Máxima op 20 oktober 2004 tijdens een buitengewone vergadering binnengeleid. Ook de prinsen Hendrik en Claus hadden zitting tot hun overlijden in respectievelijk 1934 en 2002. Prins Bernhard, die sinds 1937 zitting had, trok zich terug toen zijn vrouw in 1980 afstand van de troon deed. Op grond van de Wet op de Raad van State kunnen de Koning en de leden van het Koninklijk Huis die zitting in de Raad hebben wel aan de beraadslagingen deelnemen.

Naast de vice-president, die de dagelijkse leiding heeft, bestaat de Raad van State uit ten hoogste 28 staatsraden, de staatsraden in buitengewone dienst niet meegerekend. Evenals de leden van de rechterlijke macht worden staatsraden bij Koninklijk Besluit ‘voor het leven’ benoemd. Aan hen wordt bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar evenwel ontslag verleend. De vice-president van de Raad van State geldt als een belangrijk adviseur van de Koning. Zo wordt hij bij kabinetsformaties als een van de eersten door de Koning gehoord. Soms wordt de vice-president vervolgens aangewezen als informateur.

Bij de geboorte van prinsen of prinsessen met een hoge positie in de lijn van troonopvolging is de vicepresident samen met de minister-president getuige van de aangifte van het kind bij de burgerlijke stand. In geval van een minderjarige Koning neemt de vice-president zitting in de Raad van Voogdij, die toezicht houdt op de financiën en de opvoeding van de vorst.

Zolang niet in de uitoefening van het koninklijk gezag is voorzien, wordt dit uitgeoefend door de Raad. De enige keren dat hiervan sprake was, was in 1889 en 1890, toen koning Willem III door ziekte buiten staat was verklaard om te regeren en er nog niet in de benoeming van een regent was voorzien. Koningin Emma was alleen aangewezen als regent voor haar dochter Wilhelmina en niet voor haar echtgenoot. Kort voor het overlijden van de koning in 1890 werd zij alsnog bij wet tot regent voor hem benoemd.

Vanwege zijn positie als belangrijk adviseur van de Koning en zijn Huis wordt de vice-president in het dagelijks taalgebruik ook wel eens onderkoning genoemd. Formeel is daarvan echter geen sprake. De uitkering aan de Koning is overigens gekoppeld aan het salaris van de vice-president en stijgt of daalt daarmee. In enkele gevallen weet de vice-president ook een persoonlijke band met de leden van het Koninklijk Huis op te bouwen. Voorbeelden hiervan zijn de vice-presidenten L.J.M. Beel en H.D.

Tjeenk Willink. De Raad van State is gevestigd in Den Haag, onder meer op het Binnenhof en in het voormalige paleis Kneuterdijk.

Zie ook onderkoning >regent >voogdij >wetgeving (overzicht).