Gepubliceerd op 29-06-2020

muziek

betekenis & definitie

Het Koninklijk Huis is in liederen en muziek veelvuldig geëerd. Tot het einde van de 20e eeuw hebben maar liefst zesduizend muziekpartituren voor vorstelijke geboorten, verjaardagen, verlovingen en huwelijken, huldezangen, treurzangen en rouwteksten een plaats gekregen in het Koninklijk Huisarchief.

Symfonieën, strijkkwartetten, walsen, cantates, militaire marsen; muziekstukken in allerlei soorten van bezettingen bezingen de trouw van het Nederlandse volk aan het Huis Oranje-Nassau. In de loop van twee eeuwen Oranjedynastie werden enkele duizenden composities tot klinken gebracht. Veelal blijkt dat het ging om een eenmalige uitvoering of enkele vertolkingen.Muzikale smaak erfde koning Willem I van zijn voorouders. Zijn grootmoeder, prinses Anna van Hannover, was een leerling geweest van de componist Georg Fr. Handel, die in haar gezelschap een concertreis maakte door de Republiek. Zijn vader, prins Willem V, en zijn tante, prinses Carolina, verleenden de negenjarige Wolfgang Amadeus Mozart gastvrijheid toen deze in 1765 en 1766 in Den Haag vertoefde. De voorliefde voor muziek, in de Oranjedynastie geïnjecteerd door een huwelijkspartner, heeft gedurende de negentiende eeuw het hofleven gesierd. Koning Willem I hield er aan zijn hoven in Brussel en Den Haag een huisorkest op na.

Zij speelden bij belangrijke diners of een hofbal, maar konden ook ‘zondagse concerten’ verzorgen voor de burgerij. De koning had verder een loge in de Franse Schouwburg in Den Haag (thans Koninklijke Schouwburg), een centrum van vooral Franse operacultuur. Het gezelschap, dat er opera’s opvoerde, genoot een reputatie van de beste uitvoeringen buiten Parijs. Om de muzikanten in zijn koninkrijk op peil te houden stichtte de koning twee conservatoria, in Luik en in Den Haag. Het laatste bestaat nog steeds als koninklijk conservatorium. Een van de violisten van de hofkapel was Johannes Verhuist, die later faam zou verwerven als componist en dirigent.

In 1841 werd de hofkapel echter ontbonden. Koning Willem II moest een algemene bezuinigingsronde doorvoeren als gevolg van de grote staatsschuld die was ontstaan door de jarenlange mobilisatie. Het verdwijnen van de hofkapel liet een muzikale leegte in Den Haag ontstaan, die het burgerlijke Residentie Orkest pas aan het begin van de twintigste eeuw zou opvullen.

In 1842 trad de vermaarde pianist Franz Liszt op voor de Oranjes. Na de plotselinge dood van Willem II bleef Franz Liszt contact onderhouden met koning Willem III.

Deze erfde van zijn vader een dure exploitatie van de Franse Schouwburg en van zijn moeder Anna Paulowna een muzikaal temperament. De subsidie aan de opera werd ingetrokken. Hij richtte evenwel in Brussel bij het conservatorium een pensionaat op voor jeugdige Nederlanders met talent voor zang, piano of een ander muziekinstrument. Tot de succesvolle alumni behoorde de violist en eerste dirigent van het Concertgebouworkest, Willem Kes. Jaarlijks werden op paleis Het Loo audities gehouden, waarin de talenten konden worden geselecteerd. Willem III had daarvoor de theaterzaal van het paleis van een nieuw interieur laten voorzien.

De jury werd gekozen uit vooraanstaande musici als Liszt en de Poolse vioolvirtuoos Henry Wieniawski. Ook hofjpianist Charles van der Does speelde een rol, net als de koning zelf. Het wordt voor mogelijk gehouden dat de koning zelf aria’s componeerde. In 1884 is er een ‘Air de la Duchesse’ uitgegeven op naam van de Koning der Nederlanden.

Na het overlijden van Willem III is er geen sprake meer van rechtstreekse koninklijke bemoeienis met muziekgezelschappen. Door toedoen van koningin Emma werden talloze kostbare muziekinstrumenten en schilderijen met muzikale afbeeldingen ondergebracht in het Koninklijk Huisarchief, naast de zogenoemde Oranjeliederen. Het muzikale verleden der Oranjes stond in 1999 centraal in een tentoonstelling in het Paleis op de Dam. Bij de 60e verjaardag van koningin Beatrix in 1998 trad de wereldvermaarde cellist Mstislaw Rostropowitch op, een persoonlijke vriend van koningin en prins. In 2000 namen koningin Beatrix en prins Claus het bijzondere besluit aandacht te besteden aan het Nederlandse kunst- en volkslied tijdens het gebruikelijke, door de NOS uitgezonden, Koninginnedagconcert op paleis Noordeinde. Vanaf 1985, toen prins Claus actief betrokken was bij het Europese Jaar van de Muziek, is het Koninginnedagconcert traditie geworden.

De Eremedaille voor Kunst en Wetenschap in de Huisorde van Oranje wordt zelden uitgereikt. Twee dirigenten van het Concertgebouworkest ontvingen hem, te weten Willem Mengelberg in 1913 en Bernard Haitink in 1999. Mengelberg trad jarenlang op als leider van een ensemble dat hofconcerten op paleis Noordeinde verzorgde. De onderscheiding werd hem na de Tweede Wereldoorlog ontnomen wegens zijn optreden tijdens de Duitse bezetting. Het aanvaarden van beschermheerschappen en het verlenen van het predikaat ‘koninklijk’ zijn andere blijken van waardering van de Oranjes. Het predikaat is in het verleden vaak verleend aan koren, fanfaren en harmonieën.

Zo verleende koningin Wilhelmina in 1899 de Mastreechter Staar het predikaat. Enkele jaren later aanvaardde ze ook het beschermvrouwschap, evenals haar dochter koningin Juliana. Juliana onderscheidde ‘De Staar’ bij het 75-jarig bestaan in 1958 met de Eremedaille. Na twee vorstinnen, Wilhelmina en Juliana, nam prins Claus de taak van beschermheer van het Concertgebouworkest over. In 1988 ontving dit wereldvermaarde orkest het predikaat ‘koninklijk’. Prins Bernhard is beschermheer geweest van Nederlands oudste mannenkoor, de Haarlemse Zang en Vriendschap (1830).

De Nederlandse Bachvereniging verloor bij het overlijden van prins Claus een beschermheer die veelvuldig zijn oprechte muzikale belangstelling liet blijken. Over het algemeen staan de leden van het Koninklijk Huis niet bekend om een grote eigen muzikaliteit.

Koning Willem I en Willem III bespeelden het klavecimbel. Koning Willem II speelde fluit. Zijn instrument is nog te zien in het Metropolitan Museum of Art in New York. Van koningin Wilhelmina is bekend dat zij geen muziekliefhebster was ondanks de pianolessen.

Haar muzikale activiteiten bestonden hooguit uit het afspelen van wasrollen voor haar kleinkinderen op een Napolitaans draaiorgeltje. Wel had zij evenals haar dochter prinses Juliana een grote voorliefde voor het toneelspel.

Op jongere leeftijd hield de kroonprinses ook van zingen en schrijven van eigen versjes en verhaaltjes. Regelmatig werden deze verhaaltjes door haar en vriendinnetjes met haar ouders gespeeld op de Ruygenhoek. Als vorstin vond zij later op paleis Soestdijk ontspanning in een eigen toneelgezelschap. Van muziekpedagoge Catharina van Rennès ontving de prinses op jonge leeftijd zangles. Tijdens deze lessen dichtte ze de versjes: ‘De dansende haasjes’ (8 jaar) en ‘Mooi weer’ (10 jaar). Tussen 1920 en l926 ontving Juliana vioolles van de Haagse violiste Aletta Rackwitz-De Jongh.

Zij speelde tijdens haar studententijd tweede viool in het strijkkwartet van de Vereniging van Vrouwelijke Studenten Leiden (WSL). Onder de schuilnaam ‘No Frititi’ schreef Juliana in 1927 het jaarlied voor de WSL: ‘Waar sinds ongetelde jaren d’Oude Rijn door Leiden vloeit’ op een bestaande melodie van J.A. Scholte uit het inhuldigingsjaar 1898 van haar moeder Wilhelmina. Tijdens de bijzetting van koningin Wilhelmina in 1962 werd Juliana’s vertaling van een Noors lied van Hewitt en Ono Swenet ‘De zon schijnt in mijn ziel vandaag’ door alle aanwezigen gezongen. Deze vertaling maakte zij tijdens haar vakantie met haar ouders in Noorwegen. Vanaf de jaren zestig is dit lied geliefd en op menig kooravond in den lande uitgevoerd.

In recenter tijden hebben enkele leden van het Oranjehuis op muziekgebied van zich laten horen. Prinses Christina heeft zich in Canada bekwaamd in het zingen en doceerde schoolmuziek. Ze treedt bij koninklijke plechtigheden op als mezzosopraan en zong op enkele cd’s. Mr. Pieter van Vollenhoven heeft zijn jeugdliefde als jazzpianist lang voortgezet. In 1978 maakte hij met de Dutch Swing College Band een grammofoonplaat ‘Thank you for the music’, die een groot succes werd.

In de jaren ’80 trad hij met het gezelschap Gevleugelde Vrienden op o.m. voor Slachtofferhulp. Militaire orkesten treden op bij Prinsjesdag, staatsbezoeken, koninklijke huwelijken en begrafenissen als een soort hedendaagse hofkapel. Vanaf 1 januari 2005 verzorgen de Koninklijke Militaire Kapel Johan Willem Friso, de Marinierskapel van de Koninklijke Marine, de Kapel van de Koninklijke Luchtmacht en het Fanfarekorps Bereden Wapens de muzikale omlijsting van koninklijke ceremonies. Bij de bijzettingen van prins Claus, koningin Juliana en prins Bernhard hadden hadden de Marinierskapel van de Koninklijke Marine, de Koninklijke Militaire Kapel, de Kapel van de Koninklijke Luchtmacht en het Trompetterkorps van de Bereden Wapens een belangrijke bijdrage aan deze ceremoniële plechtigheid.

In de loop der tijden schreven vele toondichters Oranjemarsen voor alle soorten vorstelijke gebeurtenissen. Bij de inhuldiging van koning Willem II in november 1840 speelden de stafmuzikanten van het Regiment Grenadiers en Jagers een speciale feestmars. De in 1879 klinkende Waldeck-Pyrmont Mars, ter gelegenheid van het huwelijk van koning Willem III en koningin Emma, geldt als een der betere gelegenheidsmarsen. Het huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik in 1901 was de aanleiding tot de Hertog Hendrik Marsch. De Beatrix Mars Welkom Koningskind (1939) is van de componist S. Spiero. Bij de geboorte van prins Willem-Alexander componeerde Willem-Frederik Beeldsnijder de Prins Willem-Alexander Mars, die regelmatig ten gehore gebracht wordt door de Amsterdamse Politiekapel.

Na de bevrijding werd een militair muziekkorps gerekruteerd uit oud-verzetslieden en oud-militairen. Het korps kreeg de naam Prins Bernhard Kapel en werd begin jaren vijftig weer opgeheven.

Verschillende leden van het Oranjehuis schonken kerkorgels aan verschillende protestantse gemeenten. Zo schonk Willem I een Bätzorgel aan de naar hem genoemde Willemskerk, nu bekend als de Immanuelkerk van de Hervormde Gemeente in Batavia (Jakarta), dat in 1843 werd ingespeeld. Koning Willem II liet tijdens zijn regeerperiode een orgel bouwen voor de schilderijenzaal van zijn paleis op de Kneuterdijk te Den Haag. En prinses Marianne schonk een Bätzorgel aan de Grote Kerk van Voorburg. Koning Willem II en zijn zoon prins Hendrik zorgden ervoor dat de Oude Kerk in Soest een fraai Bätzorgel kon aanschaffen.