Gepubliceerd op 29-06-2020

adeldom, Wet op de

betekenis & definitie

Wet uit 1994 die verlening van Nederlandse adeldom regelt. Tot 1983 stond in de Grondwet dat de Koning tot het verlenen van adeldom gerechtigd is.

In de Wet op de adeldom is bepaald dat met uitzondering van de leden van het Koninklijk Huis nieuwe verleningen van adeldom door de Koning niet mogelijk zijn en dat overerving via de vrouwelijke lijn uitgesloten blijft. Wel bestaat de mogelijkheid nog om erkenning te vragen dat men deel uitmaakt van de Nederlandse adel, als men kan aantonen te behoren tot een geslacht dat al vóór 1795 behoorde tot de Nederlandse inheemse adel. Dit komt in de praktijk vrijwel niet meer voor.Op 25 januari 2002 werden prinses Máxima met ingang van de datum van haar huwelijk de titels Prinses der Nederlanden en Prinses van Oranje-Nassau verleend en daarmee werd haar adeldom verleend. Eerdere verlening van Nederlandse adeldom aan leden van het Koninklijk Huis betrof prins Hendrik (1901), prins Bernhard (1937) en prins Claus (1966).

Nederlandse staatsburgers konden bij wijze van overgangsregeling van 1994 tot 1999 nog in de Nederlandse adel ingelijfd worden als hun familie behoorde tot de wettelijk erkende adel van een staat met een vergelijkbaar adelsstatuut. Van deze mogelijkheid maakten de kinderen van prinses Irene en prins Carlos Hugo gebruik. Zij deden hun aanvraag in 1996. De vier kinderen van prinses Irene stammen van vaderszijde uit het geslacht De Bourbon de Parme en hadden uit dien hoofde al Italiaanse en Spaanse koninklijke titels. Omdat zij pas later tot Nederlander genaturaliseerd zijn, moesten zij na afkondiging van de Wet op de adeldom ieder voor zich een aanvraag indienen. Overigens waren er twijfels of wel voldaan werd aan de voorwaarde dat de buitenlandse titel vergelijkbaar moet zijn met de Nederlandse.

De inlijving van de kinderen van prinses Irene en prins Carlos Hugo betekent dat in Nederland behalve de koninklijke familie Van Oranje-Nassau ook leden van een andere koninklijke familie wonen:De Bourbon de Parme. Leden van laatstgenoemde familie behoren echter niet tot het Koninklijk Huis. Inlijving in de Nederlandse adel is sinds 1999 alleen nog mogelijk voor degenen die een aanvraag daartoe indienen bij het verzoek tot verlening van het Nederlanderschap, of bij het bereiken van de meerderjarigheid bij verkrijging van het Nederlanderschap van rechtswege, als de vader van de aanvrager het Nederlanderschap niet reeds bezit. De Wet op de adeldom regelt uitdrukkelijk niet de verlening van de titels Prins(es) van Oranje en Prins(es) der Nederlanden; dit werd in 2002 geregeld in de Wet lidmaatschap Koninklijk Huis.