Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

Gepubliceerd op 22-02-2023

GEHEUGEN

betekenis & definitie

herinneringsvermogen. Mensen hechten veel waarde aan het geheugen.

Gewoontes, leerprocessen en opvoeding berusten erop. Alle levende wezens, zelfs de laagste diersoorten, hebben een geheugen. Dit merkt men bijv. als men wormen van de stranden waar ze leven, naar een aquarium overbrengt. Nog een paar dagen lang blijven zij in hun nieuwe omgeving dezelfde graaf- en klimbewegingen in het zand maken als die welke ze aan het strand, onder invloed van het getij, maakten. Het geheugen legt ervaringen en kennis vast en reproduceert deze. Men onderscheidt een onmiddellijk geheugen, een uitgesteld geheugen en nog verscheidene andere vormen; er zijn er net zoveel als zintuigen (visueel geheugen, auditief geheugen, tastgeheugen, enz.).

Sommige psychologen die in navolging van → Janet dit begrip een nauwkeurige betekenis willen geven, zijn van mening dat het geheugen in een handeling zichtbaar moet worden: zodra het geheugen wordt vertaald in een mededeling zou het pas echt bestaan. Maar dit is geen bevredigende definitie. Volgens Delay moet men in het geheugen drie hiërarchische niveaus onderscheiden. Het laagste, zintuiglijk-motorisch, betreft slechts → waarnemingen en bewegingen; het komt voor bij het dier en bij de mens. Het hoogste, eigen aan de mens die in een gemeenschap leeft, kenmerkt zich door het vermogen tot het leggen van logische verbanden: het is het sociale geheugen. Tussen deze twee niveaus in bevindt zich het autistische geheugen dat zijn materiaal ontleent aan waarnemingen en aan hetgeen beleefd is, maar dat helemaal uit het → onbewuste komt. Het is dit geheugen dat droomelementen veroorzaakt bij → geesteszieken, → delirium: het verleden wordt niet meer als zodanig herkend ; het wordt beleefd als zijnde het heden.Het zintuiglijk-motorisch geheugen is eigen aan dieren en heel jonge kinderen: er zijn zeer veel verhalen van dieren die zich de goede zorgen die ze genoten, herinneren en die zich dankbaar tonen, of van dieren die zich hun slechte behandeling herinneren, die ze lange tijd later wreken. Het autistische geheugen ontstaat wanneer men ongeveer 3 jaar is. Op deze leeftijd ziet men inderdaad dat er bij het kind geen verschil bestaat tussen verleden en heden, tussen werkelijkheid en verbeelding. Freud vertelt het verhaal van een jongetje van 22 maanden dat geen nagerecht had gekregen, dat de volgende morgen tevreden wakker werd en tegen zijn moeder zei dat hij die nacht alle kersen had opgegeten. Het sociale geheugen vormt zich slechts met de ontwikkeling van de logische categorieën. De genetische psychologie toont aan dat het geheugen samenhangt met het rijpingsproces van het zenuwstelsel.

Het functioneert niet als een autonoom mechanisme. Het is verbonden met heel het psychische proces, zowel met waarnemingen als met het gevoelsleven. Als men jonge kinderen vraagt uit hun hoofd een mannetje te tekenen, ziet men dat de allerkleinsten deze terugbrengen tot zijn meest eenvoudige uitdrukking: een rondje (het hoofd) met twee evenwijdige lijnen (de benen). Voor hen is dat een mens: een hoofd op twee benen. Wanneer de kinderen ouder worden, komen er meer details bij: ogen, armen, een mond, handen; pas veel later wordt de romp getekend. Het geheugen reproduceert wat vastgelegd is, d.w.z. wat gezien werd als wezenlijk.

Dat verandert per individu en per leeftijd. Het geheugen is ook verbonden met de → intelligentie die de herinneringen reproduceert volgens de bezigheden en interessen van iemand (meisjes van 10 tot 12 jaar die een mannetje tekenen, besteden buitengewoon veel aandacht aan het gezicht, vooral aan de ogen waarvan ze zelden de details vergeten). Recente psychofysiologische studies (Lashley) hebben aangetoond dat het geheugen tegelijkertijd verbonden is met bepaalde vast te stellen gedeelten van de hersenschors en met het geheel van de hersenen. Er bestaat geen specifiek geheugengebied: de gehele hersenschors staat in verband met het oproepen van herinneringen waarvan men niet weet waar of hoe deze bewaard worden. Mensen die een zwaar hersenletsel hebben opgelopen, krijgen na kortere of langere tijd hun geheugen weer terug, alsof nieuwe neuronenbanen spontaan ontstaan zijn. Er is zeer veel experimenteel onderzoek gedaan naai de manier waarop herinneringen vastgehouden en bewaard worden.

Bepaalde aspecten van dit probleem heeft men kunnen preciseren : men onthoudt goed datgene wat ons direct raakt (de gebeurtenissen rond een eerste liefde, een zware mislukking); wat aangenaam was, wordt beter onthouden dan hetgeen minder aangenaam was; ook onthoudt men belangrijke dingen goed. Daarentegen vergeet men gemakkelijk vage en onbetekenende zaken. Het vasthouden der herinneringen houdt tegelijkertijd verband met de persoon en met datgene wat onthouden moet worden. Het geheugen is echter nooit helemaal betrouwbaar. Een opgeroepen herinnering wordt altijd vervalst, omdat hij wordt gereconstrueerd door het verstand. Het geheugen is geen cerebraal automatisme, maar een psychische handeling: de uitdrukking van de gehele persoon. → Amnesie, Fabel, Mnemotaxie, Mnemotechniek.