Lexicon van de Psychologie

N. Sillamy (1965)

Gepubliceerd op 22-02-2023

DROOM

betekenis & definitie

reeks psychische beelden en verschijnselen die opkomen tijdens de slaap. Dromen duren 10 à 15 minuten, komen meestal in het begin of aan het eind van de nacht wanneer men licht slaapt; in totaal nemen ze ongeveer een kwart van de tijd dat wij slapen in. iedereen droomt, ook degenen die zeggen dat ze niet dromen.

De → neurofysiologen hebben dit proefondervindelijk bewezen; zij gingen uit van het principe dat de droomgedachte een wezenlijk visueel karakter heeft en registreerden de oogbewegingen (→ REM-slaap) van slapende mensen. Zij constateerden dat dromen samenvallen met het verschijnen van snelle bewegingen der ogen; wanneer men nl. mensen op dat moment wakker maakt, zeggen ze dat ze aan het dromen waren. Toch vergeet men weer gauw: acht minuten na het einde der oogbewegingen herinnert nog maar 5% der slapers gedroomd te hebben. Dit verklaart dat de dromen die men zich goed herinnert, plaats hadden vlak voor het wakker worden. De droomgedachten staan in relatie met zintuiglijke prikkelingen welke tijdens de slaap gevoeld worden (het gaan van de telefoon wordt aangezien voor klokgelui), met onze herinneringen en onze → affectieve toestanden. Freud heeft aangetoond dat de beeldentaal der dromen (manifeste inhoud) steeds een diepe zin heeft (latente inhoud), welke men kan begrijpen als men haar analyseert en als men een beroep doet op ideeënassociaties.

De meest complexe gevoelens, de begrippen worden er vertaald in visuele beelden, gewoonlijk in beknopte en symbolische vorm. Het volgende voorbeeld, ontleend aan Frinck, toont de rijkdom van een droombeeld: een jonge vrouw droomt dat zij een zwarte hoed koopt, een zeer elegante en zeer dure hoed (wensdroom). De analyse wijst uit dat zij inderdaad een hoed wilde, maar dat zij ervan moest afzien vanwege het feit dat haar man weinig geld had en ernstig ziek was. Voorts heeft ze het over een zeer rijke man die zij voor haar huweiijk kende en op wie zij verliefd was. De betekenis van de droom schijnt dan de realisering van drie verdrongen verlangens (→ verdringing): haar echtgenoot te zien sterven (zwarte hoed), met de man van wie ze houdt te trouwen en veel geld te hebben (zeer dure hoed). De droom is een primitieve taal en een privé-taal (hij is er voordat men kan spreken), die spontaan gebruikt wordt omdat hij gemakkelijk is: hij is de enige die complexe toestanden waarvan iemand geen duidelijk begrip kan vormen, kan uitdrukken.

Voorts is hij volgens Freud de enige die ons in staat stelt in bedekte vorm ideeën en gevoelens te uiten, die anders onaanvaardbaar zouden zijn. De droom, zegt deze onderzoeker, is altijd een vertaling van een verdrongen verlangen. Dit is duidelijk bij een kind: ’Herman heeft alle kersen opgegeten’, zegt een jongetje van 22 maanden, wanneer hij wakker wordt; de vorige dag was hij door dit idee gefrustreerd. Bij de volwassene die zichzelf beter onder controle heeft en die onderworpen is aan een bepaalde sociaal-culturele dwang, verschijnt het verlangen niet openlijk, want het moet zich op een slinkse wijze uiten. De droomgedachte verschijnt dus vervormd, geschematiseerd en symbolisch; de gevoelens worden van een belangrijk element overgebracht naar een ander dat onbetekenend is; de primitieve inhoud van de droom (latente droom) wordt onderworpen aan een hele ontwikkeling, welke hem omvormt tot manifeste droom, waarvan het vreemde karakter ons de diepe betekenis versluiert. Volgens de psychoanalyse is deze versluiering des te noodzakelijker, daar de droomgedachte gehoorzaamt aan het verdrongene; wanneer deze versluiering niet lukt, ontstaat er een → conflict-situatie tussen de verboden neigingen en het morele besef van de slaper die wakker wordt en zich onprettig en angstig voelt.

De droom, zegt Freud, is de beschermer van de slaap; hij beschermt ons tegen de felle prikkelingen en tegen ondraaglijke spanningen. (De angstdroom is volgens Freud een omgeslagen wensdroom, ‘je wenst iets niet te krijgen’). Maar niet alle onderzoekers denken dat dit de functie van de droom is: → Adler en → Horney bijv. zien in de droomgedachte veeleer het middel om een toekomstig gedrag te regelen (een soort anticiperen of ‘algehele repetitie’ van een antwoord op een situatie). Anderen, die duidelijk vijandig staan tegenover de uitleg der psychoanalytici, blijven de droom beschouwen als een nutteloze activiteit, die incoherent is en bestaat uit de voortduring van beelden en zintuiglijke waarnemingen, welke aan de controle van de waakzame gedachte ontsnappen en chaotisch door elkander lopen; de ordening van de droom zou een logische reconstructie achteraf zijn van de ontwaakte persoon. Deze laatste stelling kan hedentendage niet meer volgehouden worden, want, zo men nog steeds niet exact de aard en de functie van de droom kent, weet men wel dat hij noodzakelijk is voor ons psychologisch evenwicht. Men heeft nl. geconstateerd dat iemand die niet genoeg slaap krijgt, daarna langer droomt dan normaal. Voorts constateerde men dat er, als men iemand verhindert te dromen (men maakt hem wakker zodra men snelle oogbewegingen waarneemt) na twee nachten zonder dromen, tekenen ontstaan van angst en geïrriteerdheid.

Het schijnt dus dat de droom niet slechts de beschermer van de slaap is, maar dat hij veeleer het psychische proces, dankzij welk het menselijk wezen het psychoaffectief evenwicht kan behouhouden, uitmaakt. Men zou hem kunnen beschouwen als een supplementair verdedigingsmechanisme van het → ‘ik’, dat op een denkbeeldig niveau verdrongen verlangens zou bevredigen teneinde de spanningen die in het dagelijks leven opgehoopt worden, te verminderen. In de droom gedraagt een normaal mens zich ongeveer als een → psychoticus: hij ontvlucht de werkelijkheid en schept zich een eigen wereld. Maar terwijl bij deze laatste de ziekelijke wereld blijvend is en de werkelijkheid versluiert, verdwijnt deze bij een normaal iemand met het wakker worden. → Dagrest, Es, Fantasie, Kortsluitingshandeling, Nachtmerrie, Onbewuste, Symbool, Verbeelding(skracht), Verdichting, Verplaatsing, Vlucht.