Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Staart van Zuid Beveland

betekenis & definitie

Het langgerekte Zuid Beveland bestaat uit een tot 18 km breed, vrijwel rond westelijk deel en een in de richting van Noord Brabant geleidelijk smaller wordend, bochtig oostelijk deel. Deze associatie van topografische kenmerken doet aan de combinatie van een kop en staart denken. Het ligt dus voor de hand het oostelijk deel van het gebied de Staart van Zuid Beveland te noemen. Het relatief bredere westelijk deel van het gebied is oud polderland, dat sedert de 13de eeuw vrijwel onafgebroken bewoond bleef. Verder oostwaarts moest het polderland omstreeks het eind van de Middeleeuwen echter vrijwel geheel aan de zee worden prijsgegeven.

Een zone tussen de geulsystemen van de Ooster en Wester Schelde kon later als gevolg van vergorzing echter weer bedijkt worden. Dit gebeurde in een aantal etappes. Daarbij kwam de aan de westkant gelegen, vrij grote Kruiningenpolder al in 1531 tot stand. Vrijwel even oud is trouwens een langs de zuidzijde van deze bedijking gelegen aanwaspoldertje.
Zo'n veertig jaar later kregen de beide eind-Middeleeuwse bedijkingen aan de zuidoostkant gezelschap van de Krabbendijke- en Waardepolder. Eerstgenoemde is echter niet de polder waarin het dorp Krabbendijke tot ontwikkeling kwam. Deze wat meer naar noordoosten gelegen plaats ontstond namelijk in de van 1595 daterende Nieuw Krabbendijkepolder.
Zo'n vijf kilometer oost zuidoostelijk van Krabbendijke ligt Rilland in de aanmerkelijk jongere, want in 1773 gerealiseerde Reigersbergsche Polder, die opmerkelijk rationeel is verkaveld.