Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Gooi

betekenis & definitie

Een sterk verstedelijkte natuurrijke streek in het uiterste zuidoosten van de provincie Noord Holland. Evenals het van de Middeleeuwen bekende Goie is de aanduiding Gooi een nevenvorm van Gouw, waarmee een (als bestuurlijke eenheid fungerende) landstreek wordt bedoeld.

Het fundament van het Gooi wordt gevormd door het noordelijke deel van een complex heuvelruggen, dat overigens in de aangrenzende provincie Utrecht is gelegen en zijn ontstaan vooral dankte aan afzettingen opstuwend expanderend landijs uit Scandinavië. Zoals bekend kon dit in de voorlaatste koude tijd van het geologisch verleden een betekenende bijdrage aan de vormgeving van ons land leveren.
In het Gooi creëerde de zich uitbreidende ijskap daarbij twee overwegend noord-zuid georiënteerde, brede heuvelruggen van enkele tientallen meters hoogte. Deze stuwwallen behoren tot de lagere van ons land.
Sinds de verdwijning van het ijs heeft smeltwater vrij veel zand en grind van het stuwwal oppervlak meegenomen en onderlangs de heuvelruggen gedeponeerd. Aldus raakten de heuvelruggen omgeven door een pakket jongere afzettingen, dat door de wind tegen het eind van de laatste ijstijd plaatselijk nog weer met fijn zand werd toegedekt. Het oppervlak van de als dekzanden bekende windafzettingen vertoont enig reliëf, waarbij onder meer de aanwezigheid van enkele rugsystemen opvalt.