Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Goeree

betekenis & definitie

Een voormalig eiland, dat in 1751 door een dam met het bedijkingenlandschap van het nabije (Over)flakkee werd verbonden.

De kern van Goeree wordt gevormd door enkele strandwal- en duingordels, in de luwte waarvan aanwassen ontstonden, die na vergorzing grotendeels werden ingepolderd, wat plaatselijk reeds vroeg gebeurde.
De op Goeree aanwezige strandwal- en duinformaties ontstonden, voor zover ze thans verder landinwaarts zijn gelegen, kort na de Romeinse Tijd, en overigens hoofdzakelijk sedert de Late Middeleeuwen. De kust van Goeree heeft zich vroeger dus vrij ver naar het westen en noorden verplaatst. Deze en latere verplaatsingen hielden vooral verband met de toenemende invloed, die de zeearmen in historische tijd op de waterbeweging langs de kust gingen uitoefenen.
Tussen 1700 en 1854 vond noordelijk van Ouddorp en Goedereede afslag plaats, die bij eerstgenoemde nederzetting, waar óók polderland verdween, het sterkst was. In dezelfde periode is aan de westzijde van Goeree nog een flinke aanwas mogelijk geweest. De afgelopen eeuw werd deze echter ook gevolgd door afslag. Intussen zou daarentegen bij de uiteinden van de Goereese duinstreek weer aanwas gaan plaatsvinden, die in het gebied van de Kwade Hoek zelfs van grote betekenis werd.
Tussen en ook achter de strandwallen heeft de zee plaatselijk zand en, vooral bij aanwezigheid van vegetatie, bovendien slib afgezet, dat later deels is overstoven.
De windwerking op en bij de strandwallen leidde aanvankelijk nog niet tot het ontstaan van imposante duinformaties. De verder landinwaarts gelegen oudere delen van de duinstreek zijn dan ook minder sterk geaccidenteerd dan de jongere bij de huidige kust, die tot ongeveer 18 meter boven N.A.P. reiken.