Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Bezuidenrijnse Dieplanden

betekenis & definitie

Het aaneengesloten complex droogmakerijen bezuiden de Oude Rijn, aan de zuidrand waarvan Rotterdam zich sterk uitbreidde. De tussen 1614 en 1882 tot stand gekomen talrijke droogmakerijen van het gebied kwamen vrijwel allemaal voort uit ontveningsplassen, die hoofdzakelijk van de 15de, 16de en 17de eeuw dateerden. Evenals elders vonden de ontveningen plaats in een polderland, dat bloksgewijs vanuit lintdorpen in stroken was verdeeld.

De Bezuidenrijnse Dieplanden onderscheiden zich van een ermee vergelijkbaar gebied ten noorden van de Oude Rijn, doordat er veel minder natuurlijke meren voorkwamen en bijna alle waterrijke gebieden werden drooggelegd.
Bij de veenwinning werden de lintdorpen en belangrijkste verbindingswegen zoveel mogelijk gespaard. (Nog een tijdlang) behouden bleven aldus bijvoorbeeld (een deel van) Stompwijk, Wilsveen, Soetermeer-Zegwaard, Benthuizen, Moerkapelle, Nieuwe Veen, Nieuwkoop, Oude Leede, Berkel, Bleiswijk, Bergschenhoek, Hillegersberg, Kralingen, Ommoord en Nieuwerkerk aan de IJssel.
Wanneer het behoud van een lintdorp problematisch bleek, werd het ook wel verplaatst. Dit overkwam Zevenhuizen, dat eerst langs een zich door afslag verwijdend deel van de Rotte lag. Het gebied van voormalige uitveningen en daaruit voortgekomen droogmakerijen wordt in het westen begrensd door het strandwallen- en duinlandschap bij de Noordzee. Elders wordt het min of meer omzoomd door de zones die vanuit de Oude Rijn, Gouwe, Hollandse IJssel en Maas overslibd werden of bij genoemde rivieren om veiligheidsredenen van uitvening gevrijwaard zouden worden. Vanuit het centrale deel van de vroegere venen stroomde de Rotte in zuidelijke richtingen naar de Nieuwe Maas, bij welke rivier ze later afgedamd werd. Aan het zuidwesten gaat het uitgeveende gebied geleidelijk over in de vroeger nu en dan vanuit de vroegere Maasmond vergorsde gronden. Er is daar een zone met geïsoleerde droogmakingen, die als afzonderlijke hoekige bekkens in het Middeleeuwse polderland kwamen te liggen. Ook internationaal gezien is dit een zeer bijzondere situatie.
Sommige droogmakerijen kregen dezelfde namen als de polders, die er voor de ontvening lagen.