Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Beemster

betekenis & definitie

Een van de in Centraal Noord Holland voorkomende zeventiende-eeuwse droogmakerijen, die door zijn omvang en bijzondere eigen karakter als een afzonderlijke landstreek kan worden beschouwd. De polder is maximaal 11,5 km lang en overwegend ongeveer 8 km breed.

De noordoostelijke grens van de droogmakerij verloopt nogal grillig. Ze vertoont daarbij een tweetal "uithammen".
Het vrijwel geheel door land omgeven water, waaruit de droogmakerij voortkwam, ontstond in vroeghistorische tijd door afslag van veen vanuit het stroompje de Bamestra. Met de drooglegging werd in 1608 begonnen. Kort na de voltooiing daarvan kwam de polder bij een dijkdoorbraak echter weer onder water te staan. Vervolgens zou een tweede bemaling in 1612 opnieuw voor een droge Beemster zorgen. Maar liefst 41 windmolens leverden hieraan een bijdrage!
De droogmakerij kwam tot stand in een periode, dat de klassiek georiënteerde Renaissance van invloed werd op de samenleving. Men verkavelde toen wel eens volgens een oud Romeins systeem, waarbij het land in vierkanten werd verdeeld. De Beemster is daar een fraai voorbeeld van. Het land zou daarbij zodanig door wegen en Weteringen worden gecompartimeerd, dat een aantal vierkanten van 900 bij 900 meter ontstond. Door het graven van evenwijdige sloten zijn de vierkanten zelf weer verdeeld in strookvormige stukken land, die op hun beurt in kortere percelen werden opgesplitst. In de polder is dus niet in elk opzicht sprake van een typisch klassiek Romeins verkavelingspatroon.
Met name in het noorden van de polder werd de (bloem)bollenteelt van betekenis. Het grondgebied van de Beemster vormde één bestuurlijke eenheid, waaronder in 1991 ook delen van de gemeenten Jisp en Wormer kwamen te ressorteren. Vanwege zijn bijzondere cultuurlijke gesteldheid en monumentale boerderijen is de Beemster als Wereld Erfgoed geklasseerd.