Lexicon van de Nederlandse Landstreken

dr. H.A. Visscher (2002)

Gepubliceerd op 24-02-2017

Alblasserwaard

betekenis & definitie

Naar een er nog aanwezig stroompje genoemd deel van het venig polderland, dat wordt omsloten door de Lek, gekanaliseerde Zederik, Beneden Linge, Merwede en Noord.

Het gebied maakte omstreeks het einde van de laatste ijstijd deel uit van een groot westwaarts lopend dal met imposante duinformaties. Dit grote dal raakte in het jongste geologische verleden gaandeweg gevuld met rivierafzettingen en veen. Ondanks deze opvulling liggen enkele duingedeelten en sommige van de oudere rivierafzettingen nog aan of bij de oppervlakte. Deze delen van de streek werden al sedert de late steentijd nu en dan bewoond, zodat zij archeologisch nu zeer interessant zijn.
Vlak voor haar systematische ontginning werd het overgrote deel van de Alblasserwaard ontwaterd door een aantal veenstroompjes. In het westen behoorde de Alblas hiertoe. In het hart van de streek liggen Goudriaan en een deel van Ottoland aan het restant van een natuurlijke waterloop. Nog verder naar het oosten zorgde de Giessen met de Kromme Giessen voor een afwatering op de Merwede. In het noorden stroomden de Ammer en het Broekse Water naar de Lek. De vrijwel verdwenen Ammer mondde uit op een plek, waar later de naar het stroompje genoemde sluis gebouwd werd. Het Broekse Water liep ongeveer ter plaatse van de Broekse Weg. Een restant ervan was de Prinsengracht te Ameide, die in 1935 werd gedempt.
De systematische ontginning van venige gebieden als de Alblasserwaard begon pas later in de Middeleeuwen. Ze geschiedde daarbij vanuit de rivieren, veenstroompjes en waar deze ontbraken vanuit gegraven weteringen. Met andere delen van het venig polderland heeft de Alblasserwaard gemeen, dat de oudere boerderijen er langs de stroompjes en gegraven weteringen kwamen te staan. Bovendien is karakteristiek voor zulke gebieden dat de boerderijen er aan het begin van lange strookvormige kavels grasland werden gesitueerd en die kavels door lage kaden gemarkeerde complexen vormen. Om haar te beschermen tegen wateroverlast werd de streek in enkele fasen bedijkt en zijn later enige stukken polderland veranderd in boezems, waar windmolens ongewenst water heenmaalden.
Sedert het begin van de negentiende eeuw namen gemalen het werk van de windmolens gaandeweg over en zijn sommige boezems weer opgeruimd. Bij Kinderdijk vinden we echter nog een grote concentratie molens en aanzienlijke oppervlakte boezemland.
Van de in het gebied gelegen nederzettingen kregen Nieuwpoort, Ameide en Gorinchem stadsrechten. Alleen laatstgenoemde plaats werd echter al vroeg een flinke stad. In het recente verleden vond slechts aan de zuid- en westrand van het gebied een verstedelijking van betekenis plaats.
Door het zuiden van de Alblasserwaard lopen tegenwoordig een spoorlijn en autosnelweg, terwijl de rest van de streek thans ook door enkele provinciale wegen is ontsloten. Bovendien werden in het kader van een ruilverkaveling nieuwe landwegen aangelegd, waaraan boerderijen kwamen te staan.
De streek onderscheidt zich van de ten noorden ervan gelegen Krimpenerwaard voornamelijk doordat de ondiepe ondergrond er voor een groter deel uit oude rivierduinformaties en rivierafzettingen bestaat.