Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Humaniteit

betekenis & definitie

De basis van het woord ‘humaniteit’ is het Latijnse humanitas, een woord dat drie hoofdbetekenissen heeft. Het typisch menselijke dat de mens van het dier - en soms van de goden - onderscheidt, menselijkheid in de zin van ‘medemenselijkheid’, en cultuur en vorming. In dit begrip vatten de Romeinen vooral in de tijd van Cicero, en in het bijzonder Cicero zelf, de verplichtende wezenskern van de mens samen. Het woord verwijst naar datgene in de mens wat hem in eigenlijke zin tot mens maakt, waarbij de overtuiging op de achtergrond staat dat de mens als zodanig iets groots en positiefs is.

Het hedendaags gebruik van ‘humaniteit’ wordt niet gedekt door een definitie; het kan het best begrepen worden door alles te laten meeklinken wat bij de term ‘mens’ gedacht kan worden. In Germaanse talen heeft het Romaanse leenwoord ‘humaniteit’ (Humanität) een eigen betekenis naast semi-equivalenten als ‘mensheid’ en ‘menselijkheid. Zo gebruiken we ‘humaan’ naast ‘menselijk’. ‘Mensheid’ verwijst gewoonlijk naar alle mensen, ‘menselijkheid’ naar de positieve eigenschappen van de mens, wat in een iets verhevener spraakgebruik voor ‘humaniteit’ geldt. In Romaanse talen is er uiteraard geen sprake van een dergelijk leenwoord. Het Franse humanité en het Italiaanse umanità bezitten bij gevolg beide betekenissen en zijn daardoor neutraler dan het Duitse Humaniteit. Ze wijzen eerder op ‘mensheid’ dan op ‘menselijkheid’. Het Engels neemt als Germaanse taal met sterk Romaanse invloed een tussenpositie in. Het beschikt over mankind, maar humanity overheerst in beide betekenissen, van ‘mensheid’ en ‘menselijkheid’. Dit wordt duidelijk door het onderscheid tussen de bijvoeglijke naamwoorden human en humane waarvan alleen de tweede met het Nederlandse ‘humaan’ overeenstemt. In woordverbindingen als a crime against humanity resoneren beide betekenissen mee, wat in een Nederlandse of Duitse vertaling verloren gaat. In het gebruik van het Engels als internationale taal heerst vaak spraakverwarring.

Positieve betekenis
Vanaf het begin is het woord humanitas eerder betrokken op waarden dan dat het naar feiten verwijst. De positieve klank was altijd belangrijker dan de precieze betekenis. Alleen een mens kan men onmenselijkheid verwijten. En het is juist aan de mens humanitas te bezitten of te verwerven, en datgene wat de mens waarachtig tot mens maakt te bereiken. Daarmee komt een humanistisch vormingsideaal op de voorgrond te staan. Men bereikt het humane niet vanzelf. Er komt studium aan te pas, inspanning en ijver. Zo ontstaat de enigszins paradoxale gedachtegang dat het typische van het niet-vastgestelde dier dat de mens is, juist de humanoria betreft (letterlijk; ‘het meer menselijke’ of ‘het zeer menselijke’). De begrippen humanities/humanités (‘geesteswetenschappen’) en ‘humanisme’ zijn hieraan verbonden. Daarnaast is er een lijn van ‘humaniteit’ in de betekenis van ‘menselijkheid’ en ‘medemenselijkheid’. Deze ethische lading strekt zich uit tot allen die tot de species ‘mens’ behoren in dubbele betekenis: als handelende persoon en als persoon waarop zich het handelen betrekt. Op ‘humaniteit’ wordt doorgaans aanspraak gemaakt als op een positieve kwaliteit. Er klinkt onherroepelijk in mee een aanspraak op universaliteit, die de grenzen van elk particularisme en etnocentrisme overschrijdt.

De positieve aanspraken over de aard van de mens kunnen echter door (moderne) critici als naïef optimisme en als volkomen ongegrond van tafel worden geveegd. Het menselijke zou al te menselijk kunnen zijn! Deze kritische opvatting kwam na de verlichting steeds meer in zwang. Zo schreef Goethe aan Schiller dat zijn Iphigenie ‘verduiveld humaan’ was. De opmerking laat zien hoe het nieuwe humanisme in de tijd van Goethe zich afzet tegen het klassieke ethos. De positieve connotatie gaat ook verloren wanneer Herder in dezelfde tijd de concepten ‘humaniteit’ en ‘mensheid’ in een veel bredere betekenis uitwerkt dan de stadia humanitatis. Zijn opvattingen hebben bijgedragen tot de groei van een historisme dat de particulariteit van ethische waardheden benadrukt.

(M.F. Fresco)