Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Fairness

betekenis & definitie

‘Fairness’ is een complex van kwaliteiten dat niet met één Nederlands equivalent kan worden aangeduid. De uit het Nederlandse recht bekende term ‘redelijkheid en billijkheid’ komt er dicht bij. De kern van fairness is de bereidheid om met andere mensen om te gaan op een manier die voor allen aanvaardbaar is die die bereidheid delen. Men is er niet op uit de termen van de onderlinge interactie aan anderen op te leggen. In afgeleide zin kunnen ook termen van interactie die aan de eis van algemene aanvaardbaarheid voldoen ‘fair’ worden genoemd.

Aspecten van fairness

Fairness en competitie
In de context van een competitief spel houdt dit in dat de regels erop zijn afgestemd dat de beste speler wint. Competitie om schaarse goederen, bijvoorbeeld banen, is fair als alle kandidaten gelijke kansen hebben om zich het goed toe te eigenen. Onderhandelingen worden op een faire manier gevoerd, als de onderhandelaars ervan afzien hun dreigpotentieel in te zetten, en bereid zijn een redelijk compromis te aanvaarden, waaraan alle partijen zich vervolgens moreel gebonden kunnen voelen. In een context van coöperatie zijn de termen van interactie fair als er een redelijk evenwicht bestaat tussen de inspanningen die iedere deelnemer zich getroost voor de verwerkelijking van het doel van de coöperatie (het ‘coöperatief surplus’) en het aandeel dat zij krijgt in het genot daarvan. In het algemeen zal dit inhouden dat de verhouding proportioneel is. Daarmee is in elk geval uitgesloten dat iemand zonder eigen bijdrage profiteert van de inspanningen van anderen. Zulk uitvretersgedrag is een vorm van uitbuiting. Van uitbuiting is sprake als de ene partij een voordeel behaalt dat hij bij afwezigheid van de andere niet had kunnen behalen, terwijl de andere partij daarbij een nadeel oploopt dat haar in afwezigheid van de eerste partij bespaard was gebleven.

De verplichting de wet te gehoorzamen
In de theorievorming over de vraag of er een verplichting bestaat om de wet te gehoorzamen, speelt het 'beginsel van fairness’ een belangrijke rol: als een door iedereen gewaardeerd goed alleen door coöperatie kan worden verkregen, alle leden van een groep van elkaar een bijdrage verwachten, voor iedereen de waarde van het goed tegen de gevraagde inspanning opweegt, en de lusten en lasten beide fair over de groepsleden verdeeld zijn, bestaat er een plicht die bijdrage te leveren. Anders zou je op zijn minst een lifter (free-rider) zijn. Of de plicht alleen drukt op wie de voordelen van de coöperatieve inspanning vrijwillig heeft aanvaard, is omstreden.

Legitieme wensen van anderen
Voor de deugd van fairness is essentieel dat men bereid is rekening te houden met de legitieme wensen en belangen van anderen. Niettemin is fairness onderscheiden van altruïsme, omdat de bereidheid om met anderen om te gaan op een wederzijds aanvaardbare basis gebonden is aan de voorwaarde dat deze bereidheid ook aan de dag wordt gelegd door de anderen. Daarin onderscheidt de eis van fairness zich ook van Kants categorische imperatief (althans in de gangbare interpretatie), die overigens een sterk verwant ethos tot uitdrukking brengt.

Er kan uiteraard verschil van mening bestaan over de vraag wat, in een onderhandelingssituatie, een redelijk compromis is, of wat, in een coöperatieve onderneming tot wederzijds voordeel, een redelijk evenwicht is tussen de lasten en de lusten van deelname. Voor een deel zal dit afhangen van heersende conventies. Er zijn echter ook principiële grenzen aan wat conventioneel als redelijk en billijk kan gelden. Het is een van de doelen van contracttheorieën om zulke principiële grenzen te identificeren.

Justice as fairness

John Rawls heeft voorgesteld om op deze manier beginselen van rechtvaardigheid te identificeren voor de inrichting van de fundamentele instituties van de samenleving. Hij vraagt zich af welke beginselen mensen zullen overeenkomen te laten gelden, als zij de overeenkomst moeten sluiten in een ‘beginsituatie’ waarin zij aan een merkwaardige vorm van selectieve amnesie lijden. Zij zijn volledig op de hoogte van de nieuwste economische en sociologische inzichten betreffende het functioneren van zulke instituties, en zij worden geleid door de wens hun eigen nut te maximaliseren. Zij hebben alleen geen idee wat hun eigen specifieke voorkeursordening ook al weer was, en zij hebben ook geen flauw idee welke plaats zij zelf in de toekomstige maatschappelijke orde zullen innemen. Door hun deze kennis te ontnemen, wil Rawls het motief van fairness volledig tot zijn recht brengen: alle factoren die mensen ertoe kunnen brengen ‘naar zichzelf toe te rekenen’, zijn kunstmatig uitgeschakeld. Je kunt het vergelijken met de manier waarop je een eerlijke verdeling maakt van een verjaardagstaart op een kinderpartijtje: het kind dat de stukken mag snijden, krijgt zelf het laatste stuk. Het is een soort moreel judo: je maakt gebruik van de rationaliteit van de betrokkenen om de vertekenende invloed van rationaliteit op het eindresultaat zoveel mogelijk uit te schakelen.

Literatuur
Klosko, G., The Principle of Fairness and Political Obligation, Lanham MD, 1992.
Rawls, J., Een theorie van rechtvaardigheid, vertaald door F. Bestebreurtje, Rotterdam, 2006 (1971).
Scanlon, M., Th., What We Owe to each other, Cambridge Mass, 1998.

(C. den Hartogh)