Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Dapperheid

betekenis & definitie

Het begrip ‘dapperheid’ dient als kwalificatie voor zeer uiteenlopende handelingen: soldaten noemen we dapper, van een zieke zeggen we dat hij dapper strijdt tegen zijn ziekte, en de voetballer krijgt het compliment dat hij dapper het duel in gaat. Hoewel het een duidelijke plaats heeft in de omgangstaal, heeft het begrip in de moderne wijsbegeerte betrekkelijk weinig aandacht gekregen. Eerst de laatste decennia, met de herleving van de deugdethiek, mag dapperheid zich in enige wijsgerige belangstelling verheugen. Hierbij grijpt men vooral terug op het kader dat door premoderne filosofen als Plato, Aristoteles en Thomas van Aquino is neergelegd. Volgens de klassieke omschrijving is dapperheid één van de kardinale deugden. De dappere is in staat om tegen gevaren in vast te houden aan de eigen inzet. Vanuit deze omschrijving is onderscheid te maken tussen ‘ware’ dapperheid en meer afgeleide vormen.

Historische ontwikkeling
De premoderne denkers omschreven dapperheid als de deugd waarin de passies vrees en durf worden gemodelleerd. Vrees doet iemand huiveren voor gevaren. Dit is nuttig: de mens moet gepaste afstand bewaren tegenover zaken die hem bedreigen. Maar vrees mag niet de overhand krijgen. Als dat gebeurt vervalt de mens tot lafheid. De passie ‘durf’ doet iemand op het gevaar afgaan. Wanneer zij overheerst, is sprake van overmoed, die de nodige gevaren met zich meebrengt. De deugd dapperheid staat tussen beide extremen in maar helt meer over naar overmoed dan naar lafheid. De kern en de hoogste manifestaties van dapperheid zijn dan ook vooral vanuit de omgang met vrees te duiden. Dappere handelingen vinden we bij uitstek op plaatsen waar de vrees betrekking heeft op hetgeen voor een mens het meest te vrezen is, de dood. Voor Aristoteles was dit een reden de ware dapperheid te lokaliseren op het slagveld, de plaats waar de mens de dood op de meest eervolle wijze onder ogen ziet.

Nog steeds verbinden we het begrip zeer snel met de strijd op het slagveld. Maar het kent ook een rijke toepassing in situaties, waar in meer overdrachtelijke zin sprake is van strijd tegen een vreeswekkende tegenstander. Tot een geprononceerde maar evenwichtige verbreding kwam Thomas van Aquino toen hij, voortbordurend op Aristoteles, de kern van dapperheid omschreef als sustinere, dat ‘ondergaan’ betekent. De dappere ‘ondergaat’ de gevaren. Hij voelt, zeer terecht, wel vrees maar hij raakt daardoor niet van slag. Volhardend in zijn inzet verduurt hij de tegenslagen. De nadruk op sustinere betekent niet dat standhouden altijd beter is dan aanvallen, maar wel dat de kern van dapperheid, de omgang met vrees, het meest wordt gepraktiseerd in het standhouden tegen een overmacht. De hoogste manifestatie van dapperheid is voor Thomas dan ook de martelaar, die ten overstaan van een grote vijandelijke macht moet vrezen voor zijn leven. Maar in vele andere contexten staat de mens voor obstakels die angst inboezemen. Bij de uitoefening van de meest uiteenlopende daden kan van dapperheid sprake zijn.

De kracht om gevaren te weerstaan ontleent de deugdzame aan het goed dat op het spel staat. In de hoogste manifestaties van dapperheid kent de dappere hieraan meer waarde toe dan aan zijn eigen leven. Voor Aristoteles was het goed waarvoor de dappere streed het vaderland, Thomas van Aquino noemde de strijder voor de geloofswaarheden het toonbeeld van dapperheid. Hoe verschillend soldaat en martelaar ook zijn, beiden weten zich gemotiveerd door een ideaal dat groter en voornamer is dan het eigen leven. Ook in andere vormen van deugdzaam handelen is dapperheid ingebed in een oriëntatie op het goede.

Dapperheid in de moderne tijd
In de moderne tijd is, met de opkomst van de heterogeniteit van levensidealen, de eenduidige relatie tussen dapperheid en het goede leven vervallen. Dit heeft geleid tot kritische kanttekeningen bij de klassieke deugd. Mensen verduren pijn en gevaar voor de meest uiteenlopende zaken, ook voor evident slechte doelen. Is dapperheid niet gewoon een moreel neutraal ‘middel’? Ook rees de vraag of het verduren van de gevaren en pijnen een doel op zich is. De dappere zou gevaren zoeken, in alles het strijdkarakter ontwaren, en altijd de confrontatie willen aangaan. Wat is dapperheid anders dan agressief activisme?

Ondanks deze bezwaren bleef het woord een belangrijke plaats innemen in het alledaags taalgebruik, en is de positieve connotatie behouden. In de toepassing ervan klinkt de klassieke betekenis nog steeds door. De betrokkenheid op een ideaal is een voornaam criterium om meer oneigenlijke vormen van dapperheid te onderscheiden. De associatie van dapperheid met agressief activisme doet daarom geen recht aan het gangbare gebruik van het woord. Iemand die alleen maar de sensatie van de strijd zoekt, komt tot zinloos geweld in de letterlijke betekenis, en dat kwalificeren we niet als dapper. Evenmin heet iemand die gevaren weerstaat met als enige doel daar zelf beter van te worden echt dapper. Hiervoor moet hij gericht zijn op een goed dat het eigenbelang overstijgt en enigszins de moeite waard is. Iemand die zijn leven waagt voor een evident triviale zaak heet niet meer dapper. De voetballer die in het duel vergeet dat het maar om een spel gaat, is onbesuisd. En wanneer zijn actie wel dapper heet, gaat het om een afgeleide vorm van dappen als ‘goed’ worden ervaren. In een situatie van morele pluriformiteit is het mogelijk dat iemands optreden als ‘dapper’ wordt gewaardeerd door iemand die de achterliggende inzet niet deelt. Er bestaat dan een duidelijk onderscheid tussen het goed dat op het spel staat en - de waardering voor - de wijze waarop iemand de gevaren weerstaat.

Dapperheid als morele kwaliteit gaat dikwijls samen met, maar moet wel scherp worden onderscheiden van technische vaardigheden. De soldaat weet hoe met zijn wapens om te gaan. Hierop is zijn dapperheid direct van invloed: doordat hij standvastig is kan hij alles helder zien, zodat hij adequaat handelt. De dappere houding ‘stuurt’ de omgang met wapens en manifesteert zich hierin. Maar zij mag er niet mee worden geïdentificeerd. Ook in situaties waarin zulke specifieke vaardigheden niet of nauwelijks een rol spelen zijn mensen dapper. Denk aan de martelaar. Dit voorbeeld van dapperheid maakt ook duidelijk dat het voor de bepaling van dapperheid van secundair belang is of het beoogde resultaat ook gerealiseerd wordt. De essentie van dapperheid is niet gelegen in het realiseren van de doelstelling maar in het omgaan met gevaren. Iemand die dit voorbeeldig doet maar uiteindelijk het onderspit delft, bijvoorbeeld een zieke die bezwijkt aan zijn ziekte, heeft ‘dapper’ gestreden.

Literatuur
Aristoteles, Ethica Nicomachea, vertaald door C. Pannier en J. Verhaeghe, Groningen, 1999. Met name 1115a6-1117b22.
Oxenberg-Rorty, A., ‘The Two Faces of Courage’, Philosophy, vol. 50, 1986, pp. 151-171.
Plato, ‘Laches’, in: Verzameld werk, vertaald door X. de Win, Kapellen/Baarn, 1999, dl. 1.
Pieper, J., De zin van Dapperheid, Hilversum, 1960.
Thomas van Aquino, Summa Theologiae, Latin text and English translation, Londen, 1964-1976. Met name Ial-Iae 123-140, London, 1975.
Zweerman, Th., ‘Denken en dragen. Twee Dimensies van de Vrijheid volgens Franciscus van Assisi’, in: Zweerman, Th. Om de eer van de mens, Delft, 1991, pp. 105-139.

(M. Becker)