Lexicon van de Ethiek

Jean Pierre Wils (2007)

Gepubliceerd op 19-04-2017

Bedrijfsethiek

betekenis & definitie

De bedrijfsethiek is in zekere zin al eeuwenoud. Hiervan getuigen onder meer het Bijbelse renteverbod, de belangstelling van de scholastici voor problemen in verband met prijs en rente, alsook de bijdragen van denkers zoals Lessius. Als gedifferentieerde wetenschappelijke discipline is de bedrijfsethiek echter een recent verschijnsel dat vooral vanaf de jaren zeventig vanuit de Verenigde Staten werd ontwikkeld.

In haar meest elementaire vorm is de bedrijfsethiek een science des moeurs, een wetenschappelijk onderzoek naar de feitelijke opinies, waarden en gedragspatronen van ondernemers, managers, werknemers, alsook van de feitelijke gevolgen van ethisch of onethisch gedrag in ondernemingen. Dit empirisch onderzoek heeft de laatste jaren interessante resultaten opgeleverd die de hypothese hebben bevestigd dat het morele gedrag van managers niet in de eerste plaats wordt bepaald door de aan- of afwezigheid van expliciete morele regels, maar veeleer door de fundamentele denkpatronen die zij hanteren bij het rechtvaardigen van hun bedrijfseconomische keuzen. Typisch voor de handboeken is het gebruik van reële casussen (voor een discussie over het belang van de casus-methode zie Ciulla 1994 en Velasquez 2002; een goede inleiding tot gebruik van casussen vindt men bij Van Luijk 1994). Dergelijke gevalstudies verplichten ethici om meer genuanceerd te denken dan in een louter subsumptieve benadering het geval zou zijn. De subsumptieve methode vertoont immers de neiging om de morele betekenis van een complexe situatie te herleiden tot een al dan niet in overeenstemming zijn met algemene beginselen.

De bedrijfsethiek blijft echter niet beperkt tot het analyseren van casussen. Zij heeft ook een normatieve component. Zij houdt zich bezig met de ethische verheldering en rechtvaardiging van reële bedrijfseconomische beslissingen en ondernemingscodes door middel van een redelijke argumentatie. Zo mogelijk levert zij een bijdrage tot de oplossing van dilemma’s en waardeconflicten. Als normatieve ethiek staat de bedrijfsethiek in een spanningsveld tussen morele begrenzing en moreel ideaal. Eén van de veelgebruikte middelen om de begrenzende functie van de ethiek op het niveau van de organisatie gestalte te geven, is de invoering van concrete gedragsregels voor het personeel (Verstraeten 1990).

Ondernemen: fundamentele waarden en doelen
Een adequate bedrijfsethiek vereist een visie op het goede leven, op fundamentele waarden en doelen die betekenis geven aan het handelen. Vooral in een tijd waarin ondernemingen minder zekerheid kunnen bieden aan hun personeel is het noodzakelijk een zinvolle omgeving te creëren waarin personeelsleden worden getransformeerd van passieve contractuele werknemers tot gemotiveerde leden van een doelgerichte en waardevolle organisatie.

De bedrijfsethiek toont aan dat moreel verantwoord ondernemen niet alleen een kwestie is van goede wil of verantwoord handelen van individuen. Bedrijven zijn meer dan de som van het individuele gedrag van hun werknemers. Zij zijn geen aggregaten, maar collectieve actoren die via hun organisatiecultuur en collectieve besluitvormingsprocedures invloed uitoefenen op het gedrag van hun personeelsleden en een organisatiecultuur ontwikkelen, die naargelang de omstandigheden al dan niet samenvalt met de persoonlijke waarden en overtuigingen van individuen (Werhane 1985). Uit casussen blijkt dat conflicten kunnen ontstaan tussen persoon en organisatie, tussen individuele waarden en ondernemingswaarden, tussen familiale of maatschappelijke rolverplichtingen en specifieke rolverplichtingen binnen de onderneming. Een typisch voorbeeld hiervan is het probleem van whistle blowing. Men kan dit niet herleiden tot een persoonlijk gewetensprobleem, want de casussen over dit probleem maken duidelijk dat veel moeilijkheden kunnen worden vermeden indien er meer openheid en communicatie in de betreffende ondernemingen is. Het feit dat er gewetensproblemen kunnen ontstaan impliceert dus niet de ontkenning van de structurele en organisatorische dimensie.

Het belang van een organisatie-ethiek wordt bijzonder beklemtoond door recente theorieën van integriteit die aansluiten bij de opvatting dat succesvol ondernemen in de toekomst niet langer gebaseerd zal zijn op de monolithische structuur van afzonderlijke transacties, maar op gecoördineerd organisatiegedrag dat steunt op samenwerking en realisering van verlicht wederzijds eigenbelang van belanghebbende partijen (Pearson 1995).

De ethische discussie over het organisatiegedrag heeft ook betrekking op het implementeren van waardekaders en opdrachtverklaringen (mission statements). Daarin worden de werkelijke identiteit van de onderneming en haar levende traditie gearticuleerd. Dat vereist onder meer een goede communicatie met de medewerkers over de diverse (her)interpretaties en toepassingsmogelijkheden (voor meer details over de problematiek van de waardekaders en opdrachtverklaringen (zie Campbell en Tawadey 1990). Het ontdekken en expliciteren van de ondernemingswaarden kan gebeuren via een ‘morele audit’. In sommige gevallen spreekt men zelfs van ‘bedrijfsmaieutiek’ (Van Gerwen 1988). Letterlijk betekent dit: de verloskunde van de onderneming. Het gaat dan om onderzoek naar de impliciet reeds aanwezige waarden die spontaan worden gecultiveerd via omgangsvormen, gewoonten, gebruiken, besluitvormingsprocedures en dergelijke. Dit vereist niet alleen een sociologische, maar ook een antropologische en culturele benadering.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen
Eén van de belangrijkste thema’s van de bedrijfsethiek is de vraag naar de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen en de interactie tussen de ondernemingen en de maatschappij in het algemeen. Ondanks het aanvankelijke protest van Milton Friedman, die het begrip ‘sociale verantwoordelijkheid van de onderneming’ verwierp op grond van de moraal van de vrije markt, is er stilaan een consensus gegroeid over het feit dat ondernemingen wel degelijk een maatschappelijke verantwoordelijkheid dragen. Dat wordt onder meer verduidelijkt via het ‘stakeholdersmodel’, dat het management van een onderneming beschouwt vanuit de optiek van de belanghebbende partijen die hetzij de onderneming beïnvloeden, hetzij door de onderneming worden beïnvloed (werknemers, aandeelhouders, klanten, het leefmilieu, de politieke omgeving, enzovoort). In deze context stelt zich de vraag naar de omschrijving van de aard van de verantwoordelijkheid die men ten opzichte van deze belanghebbende partijen draagt. Moet deze verantwoordelijkheid geënt zijn op een veelvoud van vertrouwensrelaties of moet de fiduciaire relatie beperkt worden tot de aandeelhouders? Welk type van verantwoordelijkheid heeft men dan ten opzichte van de andere belanghebbende partijen, en is het vermijden van schade ten opzichte van stakeholders als werknemers en klanten wel voldoende? (Bouckaert en Vandenhove 1994).

Het concept ‘sociale verantwoordelijkheid van de onderneming’ (ook: ‘maatschappelijke verantwoord ondernemen’) heeft in de loop der jaren een sterke evolutie doorgemaakt. Oorspronkelijk ging het om een Amerikaanse, bedrijfsexterne, door pressiegroepen geïntroduceerde gedachte die haar wortels vond in de opkomst van de consumentenbeweging en het protest tegen een aantal grote schandalen. Men sprak toen van corporate social responsibility. Later werd, als reactie hierop, een strategisch managementconcept uitgewerkt, met name de strategie van reactie op sociale pressie (corporate social responsiveness). Vervolgens evolueerde men naar de idee van een globaal sociaal beleidsproces dat een integraal deel werd van het algemene op stakeholders gerichte management (corporate social policy process). Tenslotte ontwikkelde men het idee van het burgerschap van de onderneming (corporate citizenship) en het correcte handelen (corporate rectitude). Deze ideeën werden onderbouwd vanuit de theorie van het sociale contract. De meest recente innovatie is het concept van integriteit en de betrokkenheid bij lokale gemeenschappen (community involvement). Dit laatste is geen nieuwe vorm van filantropie, maar een inzet van kennis en middelen ten bate van lokale gemeenschappen op basis van wederzijds eigenbelang. De talrijke initiatieven van bedrijven om bij te dragen tot de strijd tegen uitsluiting zijn hiervan een goed voorbeeld (Crane en Matten 2004).

Een belangrijke en relatief nieuwe benadering betreft de reflectie over de morele spelregels voor goed bestuur. Men spreekt in dit verband van de problematiek van ‘corporate govemance’.

Deugdethiek
Reeds geruime tijd is er in de bedrijfsethiek belangstelling voor de deugdethiek. Moreel handelen in de context van een onderneming stuit niet alleen op de spanning tussen morele plicht en ethische visie, maar ook op eindigheid en tragiek. Morele verplichtingen kunnen met elkaar in conflict komen, normen blijken nooit helemaal van toepassing te zijn op complexe situaties, en een volmaakte harmonisering van de vele visies op het goede leven blijkt al evenmin mogelijk. Zelfs als men een reflexief evenwicht bereikt tussen overtuiging en redelijke argumentatie, en zelfs als men een uitstekende bedrijfscode heeft en rolverantwoordelijkheden heeft omschreven, moet uiteindelijk de handelende persoon zelf zijn of haar unieke morele verantwoordelijkheid nemen. Daarvoor is oordeelsvermogen of ‘fronetische’ competentie nodig. De herwaardering van de phronèsis of prudentia werd het uitgangspunt voor een meer algemene bezinning op de rol van de morele deugden. De belangstelling voor deugden heeft aanleiding gegeven tot het beklemtonen van de rol van de vorming van wat Hauerwas en Drucker moral character noemen (McCann 1995).

In het verlengde van de deugdethiek is de laatste jaren ook belangstelling gerezen voor de narratieve aspecten van de bedrijfsethiek. Daarbij wordt aandacht geschonken aan de mate waarin het morele gedrag van werknemers en managers wordt beïnvloed door imaginaire structuren, metaforen en verhalen. De analyse van Martha Nussbaum (1991) van de moraal van zakenlui in Charles Dickens’ Hard Times is hiervan een schoolvoorbeeld.

Een niet te verwaarlozen variant van de bedrijfsethiek is de ethiek van het leiderschap. In de context van de literatuur over dit onderwerp worden interessante ideeën ontwikkeld over het verband tussen morele verantwoordelijkheid en spiritualiteit (Verstraeten 2003).

Literatuur
Bouckaert, L., J. Vandenhove, Meer dan strategie? Sociale verantwoordelijkheid als bedrijfsstrategie, Leuven/Amersfoort, 1994, pp. 64-65.
Campbell, A., K. Tawadey, Mission and Business Philosophy, Oxford, 1990.
Ciulla, J.B., ‘Casuistry and the Case for Business Ethics’, in: Th. Donaldson, E. Freeman (eds.) Business as a Humanity, Oxford, 1994, pp. 167-195.
Crane, A., D. Matten, Business Ethics. A European Perspecüve. Managing Corporate Citizenship and Sustainability in the Age of Globalisation, Oxford, 2004.
Fisher, E, A. Lovell, Business Ethics and Values, Prentice Hall, 2006.
Gerwen, J. van, ‘Het bedrijf als moreel verantwoordelijke organisatie. Nieuwe trends in de Amerikaanse zakenethiek’, Economisch en Sociaal Tijdschrift, vol. 4, 1988, pp. 465-481.
Gerwen, J. van, J. Verstraeten, L. van Liedekerke, Business en Ethiek. Spelregels voor ethisch ondernemen, Tielt, 2005.
Luijk, H. van, ‘Analysing Moral Cases in European Business’, in: B. Harvey, H. van Luijk et al. (eds.), European Casebook on Business Ethics, New York, 1994, pp. 3-12.
McCann, D.P, M.L. Brownsberger, ‘Management as a Social Practice: Rethinking Business Ethics after MacIntyre’, in: M. Stackhouse et al. (eds.), On Moral Business. Classical and Contemporary Resources for Ethics in Economie Life, Grand Rapids, 1995.
Nussbaum,. M.C., Poetic justice, the Literary Imagination and Public life, Boston, 1991.
Pearson, G., Integrity in Organizations. An Alternative Business Ethic, London, 1995.
Velasquez, M.G., Business Ethics. Concepts and Cases, Englewood Cliffs, 2002 (5th ed.).
Verstraeten, J., Bedrijfscodes in theorie en praktijk, Leuven, 1990.
Verstraeten, J. (ed.), Business Ethics. Broadening the Perspectives (European Ethics Network Core Materials Project for the Development of Courses in Applied Ethics, 2), Leuven, 2000.
Verstraeten, J., Leiderschap met hart en ziel. Spiritualiteit als weg naar oorspronkelijkheid, Tielt, 2003.
Wempe, J., M. Kaptein, The Balanced Company. A Theory of Corporate Integrity, Oxford, 2002.
Werhane, PH., Persons, Rights and Corporations, Englewood Cliffs, 1985.

(J. Verstraeten)