Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Zuid-Afrika

betekenis & definitie

Zuid-Afrika, republiek in zuidelijk Afrika; hier was van 1652-1795 een kolonie van de voc en van 1803-1806 van de → Bataafse Republiek. Het zuidpunt van het continent werd oorspronkelijk bewoond door Khoikhoi (`Hottentotten') en San (`Bosjesmannen'), gezamenlijk wel Khoisan genoemd.

In 1487 bereikte als eerste Europeaan de Portugese ontdekkingsreiziger Bartolomeus Diaz dit gebied, dat hij Kaap de Goede Hoop doopte: hij had goede hoop binnenkort Indië te ontdekken. Jan van → Riebeeck stichtte in 1652 nabij de Kaap in opdracht van de voc een verversingsstation voor de schepen van de compagnie; er werd landbouw beoefend en handel (vooral in vee) gedreven met de inheemse bevolking. Landbouwgronden werden in gebruik gegeven aan Burghers (gewezen Compagniesdienaren). In 1657 werden de eerste slaven ingevoerd, vooral Maleiers uit de Indische archipel. Hoewel volksplantingen niet pasten in het beleid van de voc, kwamen er kolonisten, vooral uit Nederland, maar ook uit Frankrijk (hugenoten) en Duitsland. Zij trokken het binnenland in, bouwden er hun `plaatsen' (boerderijen) en bedreven als semi-nomadische trekboeren extensieve veehouderij. Aan de Kaap ontstond een complexe multi-raciale maatschappij van blanken, vrije zwarten en slaven. Rasvermenging vond veelvuldig plaats. Concubinaat kwam op grote schaal voor, niet alleen tussen kolonisten en Hottentot-vrouwen en slavinnen (wettige huwelijken waren verboden), maar ook tussen slaven en Hottentotten, wat de basis legde voor de huidige bevolkingsgroep van kleurlingen. Het gemeenschappelijke calvinistische geloof smeedde de blanke trekboeren tot een tamelijk homogene groep aaneen, terwijl spanningen met het voc-bestuur bijdroegen tot een besef van eigen identiteit (Afrikaners). Eind 18e eeuw stootten de kolonisten voor het eerst op de Xhosa, een goed georganiseerd Bantu-volk (vroeger ook aangeduid met de onjuiste en grievende term Kaffers). Daarmee begon een reeks grensoorlogen om weidegronden, water en handelsrelaties met de voc. Gedurende de gehele 18e eeuw klonk de roep om vertegenwoordiging van de kolonisten in de bestuursorganen, soms zelfs om zelfbestuur. Wegens deze spanningen remde de voc na 1708 de immigratie af. Het uitblijven na 1791 van betalingen door de in financiële moeilijkheden geraakte voc en berichten over omwentelingen in Engelse koloniën in Amerika, in Frankrijk en in de Noordnederlandse Republiek leidden tot een kolonistenopstand tegen de voc (1795). De komst van de Engelsen, die de Kaapkolonie in bezit namen namens de uit Nederland verdreven stadhouder Willem V, maakte echter nog datzelfde jaar een einde aan de opstand. Na de Vrede van Amiens kwam de kolonie aan de Bataafse Republiek (1803), maar in 1806 werd zij opnieuw door Groot-Brittannië veroverd. Het Britse gezag over de Kaap werd definitief bevestigd door het Congres van Wenen (1814).