Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Westindische Compagnie

betekenis & definitie

Westindische Compagnie (wic), Nederlandse koloniale onderneming ten tijde van de Noordnederlandse Republiek. Reeds op het einde van de 16e eeuw opperde Willem → Usselincx het denkbeeld van een wic.

Ook Isaäc → Le Maire had belangstelling voor de Nieuwe Wereld; hij richtte in 1614 zijn Austraal (zuidelijke) Compagnie op, die de tocht van zijn zoon Jacques → Le Maire organiseerde. Aan de vooravond van het → Twaalfjarig Bestand bestond er een grote belangstelling voor de stichting van een wic, vooral door de afsluiting van Zuid-Amerika voor niet-Spaanse handel, waardoor men in de Republiek op tegenmaatregelen zon. Een wic kwam echter toen niet tot stand, voornamelijk door toedoen van Van → Oldenbarnevelt, die inzag dat de stichting ervan elke overeenkomst met Spanje zou blokkeren. Direct na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand werd de wic opgericht (1621). Bij het haar verleende octrooi kreeg zij het monopolie op de handel op de westkust van Afrika, op Amerika en op alle eilanden van de Grote Oceaan tussen Amerika en de oostpunt van Nieuw-Guinea. In tegenstelling tot de voc bezat de wic geen soevereiniteitsrechten: voor oorlogshandelingen was goedkeuring van de Staten-Generaal nodig. De wic was ingedeeld in vijf kamers (kantoren) in Amsterdam (4/9), Rotterdam (1/9), Middelburg (2/9), Hoorn (1/9) en Groningen (1/9), terwijl het bestuur uit 74 bewindhebbers bestond en het dagelijks bestuur uit de Heren XIX. De wic was een nv, maar had meer politieke en militaire dan commerciële betekenis. In naam was de compagnie een handelslichaam, maar in werkelijkheid was het een kaapvaartonderneming (Piet → Hein), terwijl na de verovering van de kust van Guinea de → slavenhandel tot bloei kwam. Minder lucratief was het beheer van haar koloniën. De wic verwierf gebieden in → Brazilië, Afrika, West-Indië (→ Aruba, → Bonaire, → Curaçao, → Essequibo, → Demerary, → Berbice, → Sint-Eustatius, → Saba, → Sint-Maarten en Tobago) en in Noord-Amerika (→ Nieuw-Nederland). Maar evenmin als de voc was de wic in staat volksplantingen te stichten, daar de regenten meer oog hadden voor direct gewin dan voor uitgaven die pas op lange termijn baten zouden afwerpen. Bijzonder duidelijk bleek dat in Brazilië (→ Johan Maurits van Nassau), terwijl als gevolg van de Tweede → Engelse oorlog Nieuw-Nederland verloren ging; de wic kreeg er → Suriname voor in de plaats. Na de Vrede van → Munster (1648) moest de kaapvaart op Spaanse schepen worden stopgezet; de financiële positie van wic holde achteruit. In 1674 besloten de Staten-Generaal haar op te heffen. In 1675 werd een nieuwe wic opgericht met een kleiner kapitaal, die uitsluitend handel zou drijven. De tweede wic kreeg het monopolie voor de vaart op West-Afrika van de Kreeftskeerkring tot 30 zuiderbreedte op Essequibo, Curaçao, Aruba en Bonaire, terwijl zij recognitiepenningen (een vorm van indirecte belastingen) mocht heffen van de Nederlandse vaart op andere delen van het oude octrooigebied van de eerste wic. Haar belangrijkste inkomsten trok zij uit de slavenhandel, waarvan Curaçao het voornaamste depot werd, en uit de export van suiker uit Suriname. De Vierde Engelse oorlog (1780-1784) werd de wic noodlottig; de toen geleden verliezen kwam ze niet meer te boven en in 1792 namen de Staten-Generaal haar bezittingen en schulden over. In 1793 werd het bestuur opgedragen aan een Raad voor de koloniën in Amerika en voor de bezittingen van de Staat in Afrika. Deze Raad werd 1795 door de Staten-Generaal ontbonden; het bestuur kwam vervolgens aan een Comité tot de zaken van de koloniën en bezittingen op de kust van Guinea en in Amerika, dat bij de grondwet van 1798 vervangen werd door de Raad der Amerikaansche koloniën en bezittingen.