Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Vrouwenemancipatie

betekenis & definitie

Vrouwenemancipatie, het streven van vrouwen naar gelijkberechtiging met de man in maatschappij en staat.

In België namen Zoë Gatti de Gamond en haar dochter Isabella → Gatti de Gamond het initiatief tot vrouwenemancipatie door het stichten van de eerste kweekschool en de eerste middelbare school voor meisjes in respectievelijk 1845 en 1864. In de jaren 1880 1882 gingen de universiteiten in Brussel, Luik en Gent open voor vrouwen.

De katholieke universiteit in Leuven volgde pas in 1920. Sinds 1922 werd de vrouw tot de advocatuur toegelaten, na de Tweede Wereldoorlog ook tot openbare functies. In 1919 werd actief vrouwenkiesrecht toegekend voor gemeenteraadsverkiezingen; in 1948 voor het parlement. In 1921 hadden de Belgische vrouwen passief kiesrecht gekregen. De vrouwenemancipatie evolueerde in België in de jaren zeventig in de richting van bredere bewustmaking van de vrouw, onder andere door de oprichting van vrouwenhuizen, waar vrouwen met hun problemen terecht kunnen.

De eerste beweging van vrouwenemancipatie in Nederland (omstreeks 1900 ) richtte zich voornamelijk op het verkrijgen van vrouwenkiesrecht en op het eisen van toegang voor vrouwen tot instellingen als universiteiten en het parlement. In 1871 werd Aletta → Jacobs door minister-president → Thorbecke toegelaten tot de medische studie aan de universiteit van Groningen. Meisjes kregen toegang tot de middelbare scholen. Het vrouwenkiesrecht was een programmapunt van vrijzinnig-democraten en sociaal-democraten. Pas aan het eind van de 19e eeuw ontstonden lokale en landelijke verenigingen; in 1894 werd de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht opgericht. Betsy → Perk en Mina → Kruseman propageerden in die tijd de vrouwenemancipatie in woord en geschrift. De vrouwenemancipatie werd bestreden op principiële en opportunistische gronden. Door de achtereenvolgende confessionele regeringen was er van spoedige verwezenlijking van de verlangens geen sprake en bleef de Nederlandse vrouw achter bij haar seksegenoten in het buitenland. De beide wereldoorlogen brachten echter verandering. In 1919 werd het actief vrouwenkiesrecht een feit; twee jaar eerder hadden de vrouwen passief kiesrecht gekregen. Suze → Groeneweg deed als eerste vrouw voor de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij haar intrede in de Kamer (1918-1937). In 1953 werd Annie de Waal staatssecretaris en was daarmee de eerste Nederlands bewindsvrouwe. In 1957 werd C.M.H. Kolstee substituutgriffier bij het gerechtshof in Den Bosch als eerste vrouwelijke functionaris bij een gerechtshof. Marga → Klompé was in 1956 de eerste vrouwelijke minister. De tweede emancipatiegolf begon in 1968 met een artikel van Joke Smit in De Gids: `Het onbehagen bij de vrouw' . Sinds het eind van de jaren zestig zette de actiegroep Man-Vrouw-Maatschappij meer kracht bij aan het streven naar een gelijkwaardige positie van de vrouw in gezin en maatschappij en voegde de beweging → Dolle Mina een ludiek element toe aan de vrouwenemancipatie. De Nederlandse regering stelde in 1975 geld beschikbaar voor allerlei projecten, te organiseren voor en door vrouwen. In de jaren tachtig en negentig werden de maatschappelijke achterstanden van vrouwen steeds geringer, al bleef bijvoorbeeld het aantal vrouwen in belangrijke functies in het bedrijfsleven nog ver achter bij het aantal mannen.