Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Taalkwestie

betekenis & definitie

Taalkwestie, in België het geheel van vraagstukken, voortvloeiende uit de meertaligheid van het land. Er zijn in België drie officiële talen: het Nederlands, het Frans en het Duits.

Na de Belgische onafhankelijkheid was het Frans de enige officiële taal. Dit lokte Vlaams verzet uit, zodat de taalkwestie steeds een kenmerkend aspect is gebleven van de → Vlaamse Beweging. Aangezien de burgerij, gedurende de 19e eeuw de enige groep met politieke invloed, ook in Vlaanderen overwegend Franstalig was, werd de weg naar erkenning van het Nederlands en naar officiële taalgelijkheid lang en lastig. Aanvankelijk vroeg de Vlaamse Beweging erkenning van het Nederlands naast het Frans in Vlaanderen. Dit gebeurde in het Vlaams Petitionnement van 1840 en het verslag van de Vlaamse Grievencommissie in 1856. Beide stukken, vooral het werk van letterkundigen, hadden geen succes. De eerste resultaten op politiek gebied werden geboekt met de taalwetten van 1873, 1878 en 1883, die in Vlaanderen het Nederlands naast het Frans erkenden in respectievelijk gerechts en bestuurszaken en het officieel rijks middelbaar onderwijs. Deze taalwetten werden echter slecht toegepast en overtredingen werden niet bestraft. In de Vlaamse Beweging werd de goedkeuring van de Gelijkheidswet 1898 als een grote zege beschouwd, daar sindsdien ook het Nederlands officiële landstaal werd. In 1910 volgde, in navolging van de wet van 1883, een wet die de gedeeltelijke vernederlandsing voorzag van het vrij (katholiek) middelbaar onderwijs in Vlaanderen. In 1930 volgde de volledige vernederlandsing van de Rijksuniversiteit te Gent. Het tot dan toe geldende beginsel `moedertaal voertaal' werd vervangen door het beginsel `streektaal voertaal'. Hiermee kwam de weg vrij voor een eentalig Vlaanderen. In de wetten van 1921 en 1932 werd de eentaligheid in bestuurlijke aangelegenheden in Vlaanderen erkend. In 1932 werd eveneens het Nederlands als enige taal in het Vlaams lager en middelbaar onderwijs ingevoerd. In 1935 volgde een wet die het Nederlands in gerechtelijke aangelegenheden verplicht stelde. In 1962 en 1963 werden nieuwe taalregelingen getroffen. Ten eerste werd de taalgrens vastgelegd. Ten tweede kwam er een regeling voor Brussel. Deze oorspronkelijk overwegend Nederlandstalige stad was verfranst, mede door de sterke sociaal economische positie van de Franstaligen. Hierdoor nam het aantal Nederlandstaligen af, ook in de Brusselse randgemeenten. Brussel werd officieel tweetalig en in de gemeenten waar een belangrijke Franstalige minderheid was, kwamen speciale `faciliteiten' voor de minderheid. Ten derde werd België in vier taalgebieden ingedeeld: het Nederlandstalige Vlaanderen, het Franstalige Wallonië, het Nederlands en Franstalige Brussel en de Duits en Franstalige Oostkantons. Bij de grondwetswijziging van 1971 werden de taalwetten in de grondwet vastgelegd. Desondanks bleef de taalkwestie een acuut probleem. In 1977 werd met het → Egmondpact een nieuwe poging ondernomen een definitieve oplossing te vinden. Dit leidde tot nieuwe grondwetsherzieningen, waarbij de gewesten en gemeenschappen vergaande bevoegdheden kregen en België uiteindelijk een federale staat werd.