Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Ridder

betekenis & definitie

Ridder, lagere edelen, vrije en halfvrije mannen die tegen betaling als krijgsheer of raadsheer voor hun vorst werkten en daarvoor doorgaans niet, zoals in het → leenwezen gebruikelijk was, met een landgoed werden beleend. Zij werden in het huis van hun heer gevoed en fungeerden voor hem als strijders te paard.

Vanaf de 12e eeuw vertoonde het feodale stelsel (→ feodalisme) gebreken, doordat → vazallen zich als vorsten gingen gedragen en de plichten jegens hun leenheer niet nakwamen. Een stabiele geldeconomie zorgde voor een verschuiving van `belening' naar `betaling'. De klasse van de ridderschap steeg in aanzien, onder andere door toedoen van de Kerk, die ridders nodig had voor de → kruistochten, zodat ook vertegenwoordigers van de hoge adel zich bij deze groep aansloten.

In Duitsland symboliseerde het omgorden van het zwaard (Schwertleite) en het overreiken van wapens de aanname in de ridderstand. In Frankrijk werd men tot ridder geslagen met het plat van het zwaard of met de hand (ridderslag); aan dit ritueel werd in de loop van de tijd de voorkeur gegeven. Een man kon tot ridder worden geslagen als gevolg van heldhaftig gedrag in een veldslag of bewezen diensten.

Van een eigenlijk ridderwezen kan men sinds de 11e eeuw spreken. Er ontstond een afzonderlijke ethiek van het ridderwezen.

Als ridderidealen golden ondermeer trouw aan de heer, moed, bescherming van hulpelozen, dienst aan de christenheid en de Kerk. De economische opbloei en contacten met een hoogstaande cultuur (de islam) door de → kruistochten, zorgden aan de 12e-eeuwse hoven voor het ontstaan van de hoofse cultuur. Deze cultuur verspreidde zich vanuit Frankrijk over de hoven van vrijwel geheel West-Europa en werd gekenmerkt door verfijnde levensvormen. Hoofsheid uitte zich niet alleen in de literatuur, voorgedragen aan het hof en beoefend in opdracht van de adel, maar ook in het respecteren van elkaars privé-sfeer, het vermijden van onderlinge fricties, verfijnde manieren (etiquette, aangename conversatie); een en ander ter onderscheiding van de omgangsvormen bij geestelijkheid en het lagere volk. De verering op afstand van de onbereikbare geliefde is een bekend facet van de hoofse letterkunde. Geestelijke ridderorden als de → Johannieterorde, de → Duitse Orde en de → Tempeliers combineerden ridderlijke met monastieke idealen.