Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Mackay

betekenis & definitie

Mackay, Aeneas baron, Nederlands politicus, *29.11.1838 Nijmegen, +13.11.1909 's-Gravenhage. Mackay was jurist; van 1873-1888 was hij rechter in Zutphen.

Hij was lid van de Tweede Kamer voor de Antirevolutionaire Partij (1876-1888 en 1891-1905). Mackay was voorstander van bijzonder onderwijs en van herziening van de kieswet. Hij vormde in 1888 het eerste coalitiekabinet met de rooms-katholieken, waarin hij zelf minister van Binnenlandse Zaken werd; in 1889 bracht hij een nieuwe wet op het lager onderwijs tot stand (→ schoolstrijd). Bij het aftreden van → Keuchenius in 1890 nam hij de portefeuille van Koloniën over. Mackay trad in 1891 af, toen de → coalitie een verkiezingsnederlaag leed en keerde in de Tweede Kamer terug, waarvan hij van 1901-1905 voorzitter was.