Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Karel I de Grote

betekenis & definitie

Karel I de Grote, Koning der → Franken (768-814) en Longobarden (774-814), Rooms keizer (800-814), *2.4.742, +28.1.814 Aken; zoon van → Pippijn III en Bertrada. Hij huwde vier maal, onder anderen met Hildegard uit welk huwelijk Karel, Pippijn en → Lodewijk (de Vrome) werden geboren.

Samen met zijn broer Karloman nam hij de regering over het → Frankische Rijk waar; Karel regeerde over het noordelijk deel en Karloman over het zuidelijk deel. De verhouding tussen de beide broers was gespannen; de plotselinge dood van Karloman (771) voorkwam een oorlog. Karel nam vanaf dat moment het bestuur over het hele rijk in handen. Hij riep zich in 774 tot Koning der Longobarden uit, nadat hij koning Desiderius had afgezet en wierp zich in 781 tevens op als beschermheer van de kerkelijke staat (het zogenaamde patrimonium Petri). Van kalief Harun ar-Rasid kreeg hij het recht van beschermheer over de kerken in Jeruzalem. Van 772 tot 804 streed hij tegen de Saksen die hardnekkig verzet boden onder leiding van hun hertog → Widukind; zij konden slechts met geweld tot het christendom worden bekeerd.

Karel de Grote wist door zijn veroveringen een rijk te stichten dat zich uitstrekte van Spanje en Zuid-Italië in het zuiden tot aan de Oostzee in het noorden; en van de Elbe en de Donau in het oosten tot de Noordzee in het westen. Om een dergelijk omvangrijk gebied te kunnen besturen deelde hij het rijk in graafschappen in, bestuurd door een → graaf. Deze functie werd aan vaak ongeletterde edelen toevertrouwd, die daardoor aan het Rijk werden gebonden en in de zogenaamde rijksaristocratie werden opgenomen. De graven waren Karels belangrijkste troef om een zekere rijkseenheid te creëren, omdat een centrale administratie ontbrak. Karel reisde met zijn hofhouding van de ene → palts naar de andere; waar hij zich bevond was tijdelijk het machtscentrum gevestigd. Hij stelde missi regis (→ missus regis) in, koningsboden, die op de uitvoering van zijn verordeningen toezicht hielden; verder stelde hij → schepenen (scabini) aan als permanente rechters en zond commissarissen uit om de naleving van de wetten te controleren. Hij vaardigde → capitularia uit en liet het gewoonterecht optekenen (→ costumen). Onder zijn bewind werd de reeds eerder ingezette ontwikkeling van het → leenwezen verder voortgezet. Door de exploitatie van domeinen, een betere organisatie van de munt en de verbreiding van het leenwezen was er sprake van economische vooruitgang. De lagere bevolking kwam evenwel enige keren in verzet door het weinig effectieve bestuur van vaak corrupte edellieden. Karel bemoeide zich ook met kerkelijke zaken. Hij verplichtte de regel van Benedictus in alle kloosters en mengde zich in dogmatische twisten. Karel zag zichzelf als de enige legitieme beschermer van de Kerk. In 800 werd hij door paus Leo III tot keizer gekroond. Op cultureel gebied wilde Karel de Grote de waarden uit de laat-antieke tijd laten herleven. Zowel op literair als op artistiek gebied zijn de resultaten van zijn streven zo opmerkelijk dat er van een → Karolingische Renaissance wordt gesproken.

In 806 verdeelde hij zijn rijk onder zijn zonen. Karel kreeg Austrasië, Neustrië en de oostelijke gebieden; Pippijn Italië en Bourgondië en Lodewijk Aquitanië en gebieden in het zuidelijk deel van het rijk.

Omdat Karel en Pippijn respectievelijk in 810 en 811 overleden, werd Lodewijk Karels enige opvolger; daarom liet de keizer hem in 813 in Aken tot medekeizer kronen. Karel de Grote stierf in 814 in zijn palts in Aken.