Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Jan VI van Beieren

betekenis & definitie

Jan VI van Beieren (Jan zonder Genade), → elect van Luik (1389-1418), → ruwaard van Holland en Zeeland (1419-1425), *1374 Le Quesnoy, +(vergiftigd) 6.1.1425 's-Gravenhage; zoon van Albrecht van Holland, Zeeland en Henegouwen. Jan werd in 1390 onderdiaken.

Hij liet zich echter nooit tot bisschop wijden, omdat hij meende goede kansen op een politieke carrière te hebben. Door zijn autoritair optreden kwam hij voortdurend in botsing met de steden van het bisdom; in 1406 werd hij voor afgezet verklaard (→ Haydroits). Jan VI wist echter zijn gezag te herwinnen met behulp van → Willem VI van Holland en → Jan zonder Vrees van Bourgondië in de Slag bij → Othée (1408). Na de dood van Jan van Touraine (de eerste echtgenoot van → Jacoba van Beieren) en Willem VI eiste Jan van zijn nicht Jacoba tot voogd en ruwaard te worden verheven (1417). Deze eis werd gesteund door de Kabeljauwen (→ Hoekse en Kabeljauwse twisten) en door keizer Sigismund. Hij staakte onmiddellijk zijn geestelijke loopbaan en trok naar Holland. In 1419 trouwde hij met Elisabeth von Görlitz, weduwe van Anton van Brabant, zodat hij ook het hertogdom Luxemburg in handen kreeg. Door bemiddeling van → Filips de Goede werd het voor Jan gunstige Verdrag van → Woudrichem gesloten. In 1420 verpandde Jan IV, Jacoba's tweede echtgenoot, Holland en Zeeland aan Jan van Beieren. Jan kon echter niet lang van zijn politieke macht genieten daar hij in 1425 kinderloos overleed; waarschijnlijk als (laat) gevolg van het vergift dat een half jaar eerder door een samenzweerder op de bladen van zijn gebedenboek was aangebracht. Of Jacoba van Beieren hier iets van wist is onbekend.