Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Jacoba van Beieren

betekenis & definitie

Jacoba van Beieren, gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen (1417-1433) *(gedoopt) 16.7.1401, +8/9.10.1436; dochter van graaf → Willem VI van Holland, Zeeland en Henegouwen en → Margaretha van Bourgondië. Zij huwde op 6.8.1415 de Franse kroonprins Frans van Touraine (+1417) en na diens dood, met pauselijke dispensatie haar neef Jan IV (10.4.1418).

Jacoba's oom → Jan VI van Beieren eiste door haar erkend te worden als → ruwaard en voogd. Hij werd gesteund door de Kabeljauwen (→ Hoekse en Kabeljauwse twisten) en door keizer Sigismund. Laatstgenoemde bewoog de paus de dispensatie op te heffen en beleende Jan van Beieren met Jacoba's landen. In 1419 werd de hieruit voortvloeiende machtsstrijd door middel van het Verdrag van → Woudrichem beslecht, na bemiddeling van → Filips de Goede. Jan van Beieren kreeg een aanzienlijk deel van het zuiden van Holland in leen en zou vijf jaar lang met Jan IV van Brabant de regering in Holland, Zeeland en Hengouwen voeren, een grote som geld krijgen en Jacoba opvolgen, als zij kinderloos overleed. Jan IV van Brabant kon de financile verplichtingen die het verdrag hem oplegde niet nakomen en zag zich daarom in 1420 genoodzaakt Holland en Zeeland voor twaalf jaar aan Jan van Beieren te verpanden. Jacoba wenste dat niet te accepteren en verklaarde op 19.2.1421 haar huwelijk met Jan IV ongeldig; zij week uit naar Engeland. Daar huwde ze in 1422 Humphrey Plantagenet, hertog van → Gloucester. Humphrey steunde haar in de strijd tegen Jan IV en zijn bondgenoot Filips de Goede. Hij bezweek echter voor de charmes van een hofdame en liet Jacoba in de steek. Nadat het huwelijk tussen Jacoba en Humphrey in 1425 en in 1428 ongeldig was verklaard, trouwde Humphrey met de hofdame Eleonore Cobham. Jacoba van Beieren gaf zich op 13.6.1425 over aan Filips en werd in Gent gevangengezet. Na de dood van Jan van Beieren kwamen de rechten op Holland, Zeeland en Henegouwen aan Filips. Na verzet van de Hoeken besloot Jan IV, die zichzelf als graaf van Holland en Zeeland beschouwde, Filips tot ruwaard van deze gebieden te benoemen. Voor Jacoba was de strijd echter nog niet gestreden; zij ontsnapte uit haar gevangenschap en probeerde van 1425 tot 1428 vanuit de vestingdriehoek Gouda-Oudewater-Schoonhoven haar recht te halen. In 1428 moest zij echter capituleren en sloot ze met Filips de Goede de Zoen van → Delft. Op 12.4.1433 moest zij haar graafschappen aan Filips volledig afstaan, omdat ze in 1432 een huwelijk sloot met Frank van Borsele, waarmee ze het Verdrag van Delft schond. Jacoba trok zich terug op het slot Teylingen en stierf aan tuberculose.