Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Immuniteit

betekenis & definitie

Immuniteit [Lat. immunitas, vrijdom], privilege dat sinds de 6e eeuw verleend werd door Frankische vorsten aan kloosters en kerken, waarmee het land van deze instellingen aan de rechtsmacht van de vorst werd onttrokken. Het gebied waarvoor de immuniteit gold vormde een soort van enclave binnen het graafschap: het had een eigen rechtspraak en het was vrijgesteld van publieke financiële verplichtingen en levering van diensten.

In de immuniteit gold het recht van introitus, dat wil zeggen dat het grafelijke ambtenaren niet was toegestaan het gebied te betreden. De graaf moest aan de immuniteitsheer om uitlevering van wetsovertreders vragen. Door de immuniteit kon de Kerk zich ontwikkelen tot een geduchte macht binnen de staat. Het principe van immuniteit ging ook over op wereldlijke heren.