Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

IJzertijd

betekenis & definitie

IJzertijd, periode van de prehistorie, volgend op de → Bronstijd, waarin ijzer voor de vervaardiging van voorwerpen werd gebruikt. Traditioneel laat men voor Midden-Europa het begin van de IJzertijd met de opkomst van de Urnenveldenculturen samenvallen, dat wil zeggen omstreeks 1200 v.Chr.

Voor de Lage Landen is het begin van de Ijzertijd op circa 800 v.Chr. gesteld. Bewoningssporen uit deze periode zijn in geheel Nederland en België gevonden. Zowel zand-, löss-, klei- als veengebieden waren als woongebieden in gebruik. Uit België zijn ook enkele oppida bekend, zoals die op de Kemmelberg. Van deze versterkte nederzettingen op heuvel- en bergtoppen wordt aangenomen dat zij machtscentra waren. Ook de zogenoemde vorstengraven, onder andere in Oss en Wijchen, duiden op sociale differentiatie. Akkerbouw en veeteelt vormden in de IJzertijd de belangrijkste middelen van bestaan. Opmerkelijk is dat zout gewonnen in het westelijk kustgebied (bijvoorbeeld in De Panne), met het achterland werd uitgewisseld. Voor het verkrijgen van ijzer werden moerasijzererts en zogenoemde klapperstenen verzameld. Uit de Late IJzertijd (en Vroeg-Romeinse Tijd) dateren talloze glasvondsten, vooral armbanden. Zij worden vooral ten zuiden van de grote rivieren aangetroffen. Dit glas werd vermoedelijk ter plaatse gefabriceerd.

Voor Nederland en Noord-België is de volgende onderverdeling gebruikelijk: Vroege IJzertijd (circa 800-500 v.Chr.) met de → Eemscultuur, → Nederrijnse Grafheuvelcultuur en → Zeyencultuur; Midden-IJzertijd (circa 500-250 v.Chr.), met in Noord-Nederland de → Protofriese cultuur en in Zuid-België de → Henegouwengroep; Late IJzertijd (circa 250-52/12 v.Chr.) met in Noord-Nederland de → Friese cultuur en in Zuid-België de → Henegouwengroep.