Lexicon Nederland en België

Liek Mulder (1994)

Gepubliceerd op 02-08-2017

Hoge Raad der Nederlanden

betekenis & definitie

Hoge Raad der Nederlanden, opperste gerechtshof, vooral belast met cassatie (vernietiging van vonnissen). In 1446 schiep hertog → Filips de Goede ten behoeve van de rechtsunificatie in de Nederlanden een → Grote Raad.

Deze had geen vaste zetel, maar trok met de vorst mee. → Karel de Stoute vestigde het college in Mechelen. Toen de Noordelijke Nederlanden in 1581 de landsheer niet meer erkenden, richtte Holland ter vervanging van het Mechelse college een Hoge Raad op. In 1582 werd de instructie voor de `Hooge Raede van appel' bekrachtigd. Van de overige gewesten onderwierp alleen Zeeland zich sinds 1587 aan de jurisdictie van de Hoge Raad, waarin drie uit Zeeland afkomstige leden zitting kregen. Omdat andere gewesten het Zeeuwse voorbeeld niet volgden, kreeg de Hoge Raad nooit de functie van rechtsprekend college in hoogste ressort voor de hele Republiek. Nadat Nederland in 1810 was ingelijfd bij Frankrijk, kregen enkele Nederlanders zitting in het Franse hof van cassatie. Na het herstel van de Nederlandse onafhankelijkheid (1813) voorzag de grondwet in de Hoge Raad der Verenigde Nederlanden (1814). De grondwet van 1815 liet het predikaat `Verenigde' vallen. Feitelijk functioneert hij pas vanaf 1838. Het huidige college is, in tegenstelling tot de Hoge Raad van 1582, geen hof van appel, maar van cassatie.